De groene parachute

Na 17 september gooiden de vliegtuigen parachutes uit met munitie of voedsel. Bij ons huis in Heveadorp tussen de bomen kwam een groene parachute terecht met voedsel, die gingen we halen.
Wij hadden evacués in huis uit Oosterbeek, een gezin met vier kinderen. Ons gezin bestond uit vader, moeder, mijn broer 15 jaar, drie zussen en ik was 10 jaar.

Gasfabriek Benedendorpsweg Oosterbeek

Gasfabriek Benedendorpsweg Oosterbeek

Op de dag van de luchtlanding werd de gasfabriek in Oosterbeek enorm gebombardeerd. De mensen daarvan werden onder gebracht in het parochiehuis in Doorwerth en bij ons in de Zaaier. Wij moesten ook bekkies open houden en toen hadden we die parachute. Er kwam een Duitse patrouille langs en zij vonden de parachute.
Toen moest alles wat leefde tegen de muur aan ja, ja. Mijn vader moest mee door het hele huis, alles werd doorzocht, of wij die parachutist in huis hadden. Die stomme moffen wisten niet dat het een voedsel parachute was. Het waren Hollandse SS’ers. Mijn vader liet die mand zien, hij kon zich goed verstaanbaar maken, daardoor liep het goed af.

Op 23 of 24 september zijn we weggevoerd ook de evacués

Na de oorlog hebben de negen kinderen van mijn zuster in Sliedrecht, allemaal, als baby in die mand geslapen.  En nu komt het ergste. Een dag later kwam één van die militairen mijn vader om burgerkleding vragen, hij wilde deserteren. Ja, een uur later zat hij weer achter zo’n rij beukenbomen en schoten ze een Engelse sluipschutter van de school. Dwars door de serre heen naar de soldaten op het schoolplein. Ik denk dat je nu nog kan zien dat er stukken van de stenen af zijn bij de Zaaier. Hij wou deserteren maar mijn vader gaf niks.
Heeft U dit van uw vader gehoord?
Nee, Ik heb dit zelf meegemaakt, omdat die “Duitse” soldaten Nederlands spraken. Als kind van tien kun je geen Duits verstaan. Was U toen bang? Ik ben nooit bang geweest en nu nog niet. Als iemand kwaad wil ben ik de eerste die slaat.
Op 23 of 24 september zijn we weggevoerd ook de evacués.

Weggevoerd, Duitse soldaten voor, achter en opzij

Met het hele dorp: Heveadorp werden we weggevoerd door de Duitsers naar Bennekom. Ik was 10 jaar, mijn broer 15 jaar en ik had drie zussen. Duitse soldaten voor, achter, opzij. Als je die beelden ziet op TV, hoe de Joden werden weggevoerd, zo werden wij ook weggevoerd. Op de Bennekomseweg in Heelsum, daar waar nu het monument staat werden we beschoten door Engelse vliegtuigen. Daarbij is boswachter Zwaan dodelijk getroffen, dat heb ik gezien.
In Bennekom hebben we overnacht in een school. De commissie in Bennekom, die de vluchtelingen moesten opvangen besliste waar je naar toeging. Wij zijn naar Lunteren gelopen, daar was de tweede overnachting. Vandaar gingen we naar Zeist. Daar werden we als gezin uit elkaar getrokken. Mijn jongste zuster en mijn broer werden in een ander lokaal ondergebracht. Daarna zijn we met vrachtwagens naar Baambrugge (bij Abcoude) vervoerd.

Ik moest een pannetje warm eten brengen

We kregen een adres toegewezen op een zolder van een boerderij. Mijn zuster en mijn broer werden bij een andere boer ondergebracht.
Wat nam U mee? Nou een koffer, mijn moeder kon niet lopen, die had een fiets, koffer achterop.
Er waren mensen met een fiets, kinderwagen, handkar.
In Baambrugge bestond het eten uit suikerbieten en knolraap. Ik werd nog gesnapt door de boerin, er stond een mandje appelen op de trap, maar ze had ze wel geteld! Van eind september tot juni 1945 in Baambrugge geweest. In het voorjaar ging mijn vader, die van boerenafkomst was, werken voor de boer. Toen kon het niet meer op, van alles te eten. Ik moest mijn vader weleens eten brengen, als hij aan het ploegen was. Dan moest ik helemaal omfietsen, op de fiets van de boer, over de brug over het Amsterdam Rijn kanaal bij Vreeland. Warm eten in een pannetje en een kannetje koffie erbij.
We gingen naar de dorpsschool in Baambrugge van begin oktober tot juni 1945.
Maar ik heb geen slechte tijd gehad. Ik kon heerlijk vissen in de Amstel. Er waren ook twee dochters van mijn leeftijd, dan speelden we verstoppertje in de hooiberg. Ik moest ook distels steken van die boer. Als kind had je geen zorgen. Er waren wel overal soldaten in elk dorp en bij Vreeland bij de brug. Toen de oorlog afgelopen was, kwamen al die soldaten door Baambrugge. Dan stonden we aan de kant van de weg en dan je voet uit steken, dat ze de nek braken. Ja, je had een hekel aan Duitsers hè.

 Kattenkwaad in Heveadorp

Toen we terugkwamen in Heveadorp, was het erg gevaarlijk. Van alle voertuigen die hier stonden gingen we de benzine leeg halen, ’s avonds in het donker in de Rijn gooien en dan aansteken. ’t Was één vuurzee op het water. En vissen met handgranaten. We hadden een clubje: de twee zoons van hoofdonderwijzer van Beek; de zoon van Dries Peters, de groenteboer en de zoon van organist Hoenkamp van de Gereformeerde kerk. We verzamelden altijd op dat hoekje bij bakkerij Schutte en kruidenier Nakken, daar tegenover was het postkantoortje.

Heveadorp

Heveadorp

We maakten twee ploegen, om rovertje te spelen. Ja, wat moest je anders doen, lekker toch. Ja en de koppen van de granaten afslaan om het kruit eruit te halen, daar maakten we voetzoekers van. Is dat altijd goed gegaan? Nee, een jongen van Gankema die heeft een arm verloren met een granaat. Wat voor invloed had dat op jullie? Niets, jammer voor die jongen, wij gingen gewoon door, ’t werd steeds minder, want je werd ook in de gaten gehouden. Ik had een karabijn in huis en een heel oud pistool van Kasteel Doorwerth. En dan kwam agent K overal controleren in de huizen. Als je een huls op de schoorsteenmantel had staan, wat toen in de mode was, dan nam hij dat mee. De karabijn werd in een hek gestopt en dan ging hij erop staan en dan stond de loop helemaal krom. Dan kon je er niet meer mee schieten, ook al hadden we munitie genoeg. Ik heb alleen spijt van dat antieke pistool, dat moest ik afgeven.  “Wat was dat dan voor een man, die meneer K ?“  Dat was een agent van politie, daar was je bang voor als jongen. Dan was je aan het spelen in het bos, dan kwam de boswachter en zei dat je uit de boom moest komen. Dan dacht ik kom jij maar en bleef ik zitten. U had geen schoon geweten? Nee, ’t was één en al kattenkwaad. Van ons huis was het dak helemaal kapot, daar konden we niet wonen. Tegenover ons woonde de fam. Jansen. Meneer Jansen sprak mijn vader aan hij zei: “Ga maar in mijn huis wonen, want ik heb een nieuwe baan gevonden in Utrecht en daar blijf ik wonen. Op het huis nr. 48 liggen nog steeds de mooie geglazuurde dakpannen, die komen van de Zaaier, die hebben wij erop gelegd.

Egbert Trompetter

Egbert Trompetter 2013

 

3 reacties
    • jan dielman
      jan dielman says:

      Na de oorlog woonde je tegenover de school,
      ik woonde en was geboren in de Tuinlaan.
      Na de oorlog woonden wij in Doorwerth op de Cardanuslaan, in het huis van Peterje Swing die NSB’er.
      Mijn vader zei: “Hij durft toch niet terug te komen”. Daar is nog een liedje over gemaakt.
      Zijn er nog anderen die nog leven?? Jan Dielman

      Beantwoorden
  1. J. Hinkamp-Boland
    J. Hinkamp-Boland says:

    Fijn om op deze manier iets van iemand anders te horen over de belevenissen in Heveadorp. Ik woonde daar namelijk ook – mijn vader beheerde het Postkantoor in de Middenlaan. Heb dus zelf ook hiervoor geschreven – zoek het maar op.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Laat een antwoord achter aan Jarlath Wadey Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *