Wij zijn gevlucht op 19 september

Mijn moeder, mijn zusje van elf en ik negen jaar, bij moeder achterop de fiets.
Zondagmorgen 10 uur, we gingen naar het zwembad, mooi weer. Luister dat hoor je in deze muziek. Meneer Boy Schriefer laat een opname horen van het Arnhem Concerto dedicated to the Airbornes of 1944 gecomponeerd in 1957 door Felix Kwast, uitgevoerd door het Symphonie Orkest o.l.v. Anton Kersjes. “De hele situatie van de slag om Arnhem is er in verwerkt” zegt meneer Boy Schriefer, er wordt niets meer meegedaan. Ik ben niet voor doden, geen ene militair is voor doden, maar om zijn land te verdedigen. Deze mensen hebben niet hun land verdedigd, maar ons bevrijd. Ze praten allemaal over een brug te ver, er was geen brug te ver. Als zij niet hier waren gekomen was heel Nijmegen plat. Ze hebben de moffen tegenwerking gegeven, als je hier zit, kun je niet ergens anders zitten.

Wat nu Airborne Museum Hartenstein is, was in 1935 een Rusthuis en Boy Schriefer is daar geboren.

Ik heb mijn eerste Engelse woorden geleerd bij een paal in de tuin op de Benedendorpsweg: “Tomorrow at six o’clock Montgomery arrive at Arnhem”. Wij woonden op de Acacialaan nr. 18 en later op nr. 33 vlak bij de Rijn. Ik heb er nog foto’s van. Onze buurvrouw mevrouw Slakhorst was getrouwd met een Duitser. Mijn vader zei eens: “Jong, je moet je bek houden, want die Moffen hiernaast”. Ik ben aan het spelen, de buurvrouw komt eraan ik zeg: “Buurvrouw bent U ook een moffin? “ “Ja, ik ben moffin” zegt ze. Op een dag zegt ze tegen mijn vader: “U kunt wel binnen komen en Radio Oranje horen”. Hun zoon is als vakman naar Duitsland gegaan, daar hebben ze hem te pakken genomen. Hij moest vechten in Normandie. Hij kwam terug op een fiets zonder zadel, mijn moeder zei: “Wil je erwtensoep”, hij durfde niet binnen te komen, hij schaamde zich. Ik heb twee keer de spoorbrug de lucht in zien gaan. Uren stonden er locomotieven, die lek waren geschoten stoom te blazen, wij lachten. De moffen wisten alles gauw op te ruimen, daar waren ze goed in.
Meneer Slakhorst was de tralies van de kelder aan het doorzagen, wij vroegen wilt U dat bij ons ook doen? Mijn vader lag in het ziekenhuis. Wij hebben wel in de kelder gezeten, daarna bij van Manen de hoofdmeester en nog bij het waterpompstation in een loopgraaf.
Toen zijn we gevlucht op dinsdag 19 september naar Kievitsdel bij Doorwerth.

Boy Schriefer, geboortekaartje

Boy Schriefer 1 week oud met zijn moeder in Huis "Hartenstein" 1936

Boy Schriefer 1 week oud met zijn moeder in Huis “Hartenstein” 1935

 

 

 

 

 

 

Huize Hartenstein 1935

Huize Hartenstein 1935

 

 

 

 

 

 

School 1943 Boy links van  Mej. van Vlist

School 1943 Boy links van Mej. van Vlist

Het was dinsdag 19 september 1944, je moest maken dat je weg kwam daar in Oosterbeek laag, vlak bij de spoorbrug. Er is een Engelsman gesneuveld, hij ging op de spoordijk kijken. Eerst konden ze gewoon onder het spoor doorlopen naar Arnhem. Op dinsdag zag ik ze al terug komen, ik zie nog die Engelsman zijn helm afzetten, hij pakt zijn petje (rode baret) en zet die op.
We gingen vluchten via het Geelkerkenkamp, de Dam over, de van Eeghenweg omhoog, langs Hartenstein en langs de Utrechtseweg. Er lagen Duitsers aan de kant van de weg en Engelsen aan de linkerkant. Je mocht niet kijken, verder. We zijn naar Kievitsdel gegaan, we hadden niks bij ons, gevlucht voor een paar dagen. Ik heb bij Mon Soi gezeten tot eind november, een wit huis aan de Kabeljauwallee, het staat er nog. Er was daar eten genoeg, er waren boeren, de familie was vegetarier. Maar er waren ook Duitsers daar aan het voetballen, ze konden ook goed koken. Ze hadden een keukenwagen, zo’n grote bak op wielen met vuur en we kregen erwtensoep.

Hij sliep in de garage, ’s morgens, harde knal, hij had zich door de enkel geschoten

Wij moesten aardappels schillen op Mooiland. Mijn moeder en de familie van Manen moesten kleren wassen van gesneuvelde soldaten, in de beek. Ze werden eerst gekookt.
Als je bij Mooiland naar beneden liep, daar lag een Stalinorgel en dat werd elk uur afgevuurd richting de Betuwe. Er zaten zes pijpen op, daar gingen granaten in.
Op een nacht wordt er op de deur geklopt, Engelsen, binnen vragen ze: “Zijn er Duitsers in de buurt”?
Ja, aan de andere kant van het huis, ze dronken wat en waren verdwenen. De volgende dag stond de loods met hout in brand, er zaten zogenaamd Engelsen in, ’t was baldadigheid. Die Wehrmacht die bij ons in de buurt zaten moesten niets van SS’ers hebben. Er kwam eens een SS’er van de pont, hij zag er niet uit, wou eten hebben, ga maar naar je eigen groep, je krijgt niks.
Boy, met klompenBij de Veentjesbrug werd een compagnie Duitsers op de korrel genomen, er bleven er 10 over. Eentje komt bij ons, zo’n dikke ontstoken duim (fijt). Mijn moeder dacht die pak ik, ze heeft de duim uitgewrongen.
Hij sliep in de garage, ’s morgens, harde knal, hij had zich door de enkel geschoten, een jonge jongen, wou niet vechten. Was hij wel 18, ik zou willen weten hoe het is afgelopen met hem.

Midden in de nacht gingen die met een kaarsje vlooien vangen tussen het stro

Wat wel erg is, ik durf niet door het bos hier, vooral die van Eeghenweg, daar stonden allemaal van die dikke bomen en daar stonden ze achter. Daar kijk je zo op de boerderij en het van Deldenpad. Het is daar eng. U bent gevlucht langs die weg?  Ja, zonder hond, ik was dol op die hond.

Heveadorp

Heveadorp

Die hond is naar de familie Hagenzieken gegaan in Heveadorp. Die familie heeft de hond meegenomen en op de Kabeljauwallee is die hond zoekgeraakt. Die hond rook misschien iets, wij speelden daar wel. Waarom moesten jullie weg op de Kabeljauwallee? Verraad, die Duitsers zeiden: Verraad, spionage. Het was daar goed we konden net zoveel lof en aardappels eten als we lustten.
We gingen naar Ede; in de kerk met een hoop Limburgers, midden in de nacht gingen die met een kaarsje vlooien vangen tussen het stro, dat de boel niet afgebrand is.
Vandaar naar Renswoude gegaan in de school, verder naar Scherpenzeel, daar hebben we veertien dagen of zo, bij een bakker gezeten. En elke dag gingen er vijf tanks naar Arnhem en elke avond weer vijf terug. Op een keer kwamen er maar drie terug, hij klapt in de handen.

Weer vluchten:  Enne wat moet je hier met de kinderen?

Toen naar Woudenberg, daar zijn we in een melkauto gestopt. In zo’n tankauto, ze lieten ons zakken door dat gat en klaar, zaten we beneden. Daar zaten een heleboel mensen in. We zijn in Zeist terecht gekomen. We waren op een pleintje vlakbij een kasteel, daar hadden ze allemaal tunnels gemaakt. Ik ging daar in kruipen en spelen, tot ik werd weggejaagd. Mijn moeder heeft mijn vader teruggevonden in Soest, ’t was december. Hij had het goed naar de zin, het was allemaal in orde. We hebben een week of drie in Soest gezeten bij de familie Oranje. Daarna weer achterop de fiets naar Wilp. Een paar bommen op het huis gekregen. De volgende dag van Wilp naar Deventer, daar vielen de koffers van mijn zus van haar fiets. Een stelletje Hollandse SS’ers zeiden: “ ik zal je wel helpen, je moet vlug de brug over”.
’s Avonds komt mijn moeder aan bij haar ouders in Delden. Het eerste wat haar vader zei: “Wat moet je met de kinderen hier”. Wisten ze niet wat er gebeurd was? Nou haar vader had een beetje het karakter wat ik ook heb, een beetje boel boos en radicaal. ”Enne wat moet je hier”.

Acacialaan 33

Acacialaan 33

Zal ik wat vertellen: mijn kat, mijn hond, mijn spaarpot, mijn elektrische trein, mijn vlieger, mijn fiets alles weg. Mevrouw Evers komt bij mijn moeder en zegt: “Zus, je hele ameublement staat in de kerk. Ze is het op gaan halen.
Uw vader was ziek? Ja, in het voorjaar 1944 is hij naar het ziekenhuis gegaan, met een abces, later zeiden ze het is TB (tuberculose). Toen zijn de Engelsen gekomen, mijn vader mocht lopen en hij heeft gezien dat Engelse doktoren onder de trap aan het opereren waren. Is uw vader zo lang in het Elisabeth gasthuis geweest? Ja hij is vertrokken op een nette manier, zij hebben het gevecht stilgelegd en de patiënten zijn met auto’s en bussen naar een ander ziekenhuis gebracht. Mijn vader is in juli 1946 in Davos Zwitserland overleden.

Bloemen leggen 25 sept. 1945

Bloemen leggen 25 sept. 1945

In 1945 ging ik voor het eerst bloemen leggen. Meneer Thijssen kwam bij ons thuis, toen kregen mijn zus en ik een papiertje, kijk eens, je moet naar die mensen omkijken. Dus ik was tien, je plukt bloemen op de puinhopen en gooit er een paar bloemen neer. Je gaat zingend naar het kerkhof met de school. En jaren geleden zeg ik tegen mijn vrouw: “Er ligt iemand op het kerkhof daar zou ik voor zorgen”. “Oh” zegt ze “Wie is dat”? Oh, Francis Winters, hij moet uit Noord Ierland zijn gekomen. We zijn naar het kerkhof gegaan, Winters opgezocht in het boek en ik heb bloemen gelegd.

Het was een soldaat die eigenlijk met zijn eigen kruis liep

Graf van een onbekende soldaat in een tuin.

Graf van een onbekende soldaat in een tuin.

Ik stond bij Peters voor de deur toen al die Engelsen eraan kwamen, dat steekwagentje met al die kruizen erop. En dan hadden ze een stift daarmee werd de naam erop geschreven. Ik zie die soldaat lopen hoor, kisten met handvaten eraan en al die kruizen. Het was een soldaat die eigenlijk met zijn eigen kruis liep. Witte plaatijzeren kruizen, je kon er op schrijven of een kettinkje of helm ophangen. Wanneer was dat? Op 17 september om zes uur.
Er zijn heel veel tuinen geweest, hier in de buurt waar die kruizen gestaan hebben.

Mijn eerste Engelse woorden heb ik daar geleerd.
Er liep ook een man met een radio op zijn nek, hij zette die radio op een paal bij Peters en zegt: “Tomorrow at six o’clock Montgomery arrives at Arnhem”. Het was op de Benedendorpsweg tegenover de Acacialaan aan de Rijnkant.

b_schriefer_pasfoto_2014.jpg

Boy Schriefer 2014

 

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *