Bijtje kreeg een granaatscherf in haar hoofd

Het gezin van Ruud van der Veen bestond uit zeven: Zijn ouders, zijn zuster , zijn drie broers en hijzelf.
Bijtje is de oudste van de vijf kinderen en de enige dochter; ik ben de één na jongste. Mijn jongste broertje, Eddie, is geboren in 1942.
Zondag 17 september 1944 waren we thuis en hoorden veel lawaai en harde dreunen. Het bleek het bombardement op Wolfheze te zijn. Mijn vader, die op de inrichting werkte, is er direct heen gegaan met meneer Gademan en meneer Mager, die ook in de Nassaulaan woonden.
Ik denk dat de plotselinge dood
van mijn zuster Bijtje
de meeste indruk op mij heeft gemaakt
Vader heeft er weinig over verteld. Het enige dat we van hem hoorden toen hij terugkwam was: ”Het is verschrikkelijk’. Veel patiënten waren al overleden. Er werd verder niet over gesproken; ik heb er ook niet naar gevraagd. Er werd sowieso heel weinig gepraat, ook niet toen een paar dagen later mijn zuster is overleden. Mijn vader heeft het ons wel verteld. Ik denk dat de plotselinge dood van mijn zuster Bijtje de meeste indruk op mij heeft gemaakt.
Zo maar ineens weg.
Tekening Bijtje 1938

Tekening Bijtje 1938

Bij mij hangt een portret van haar, dat mevrouw Münninghoff geschilderd heeft, toen Bijtje pianoles kreeg van haar dochter. Bijtje was vijf jaar ouder dan ik, dus 16 jaar toen het gebeurde. Ze heette eigenlijk Agnese. De kraamzuster noemde haar echter Bijtje, omdat ze bij haar geboorte heel beweeglijk was. Voor iedereen was ze daarna Bijtje en dat is altijd zo gebleven. We zaten met z’n allen in de kelder, want er werd volop geschoten rondom ons huis. Toen het even wat rustiger werd, wilde Bijtje naar boven gaan om in de keuken iets te eten klaar te maken. Mijn vader vond het te gevaarlijk, maar mijn grootvader zei dat het best veilig was. Het bleek echter helemaal niet veilig te zijn.

In de keuken is Bijtje getroffen door een granaatscherf in haar achterhoofd, afkomstig van een granaat die op het dak van onze schuur ontplofte. Anderen, die ook in de keuken waren, kregen ook granaatscherven, maar niet zo ernstig als Bijtje.
Vader heeft haar in de kelder gelegd en heeft haar daarna met een jeep naar Schoonoord gebracht, maar de Engelsen konden haar niet helpen. Daarna snel door naar een Engels veldhospitaal bij de Tafelberg, maar ook daar was geen hulp voor haar.
Bijtje is die nacht overleden. Vader heeft haar daar begraven en is naar huis gekomen.
Ruud van der Veen 2015

Ruud van der Veen 2015

Na het overlijden van Bijtje stond mijn grootvader in de deuropening, draaide zich om en huilde. Voor het eerst in mijn leven zag ik hem huilen. Mijn vader huilde niet; hij was een Groninger en liet geen emoties zien. Veel later begreep ik dat hij een gevoelig man was.

Mijn moeder heeft na de dood van Bijtje het leven weer opgepakt en is later lerares geworden aan de ULO-school in Oosterbeek. Een sterke vrouw. Ik herinner me dat ik in de kelder heb zitten bidden. Mijn grootvader was dominee en mijn vader is gereformeerd opgevoed. Mijn moeder was niet gelovig. Ik ben wel groot gebracht in het christelijk geloof, maar toen ik hoorde dat mijn zuster was overleden heb ik mij bedacht: Dat helpt dus niet, dat heeft dus geen zin.
Voor de oorlog had mijn vader de kelder al laten versterken met stutpalen en balken tegen het plafond. Niemand in de buurt had zo’n versterkte kelder, dus toen het echt nodig was kregen we flink wat aanloop. Het was een kelder van vijf bij drie meter. Twee dagen na de het begin van de gevechten kwamen mijn grootouders, want het was bij hen in de Hertog Reinaldlaan te gevaarlijk geworden. Ze hebben alles achtergelaten. Grootvader was het hoofd van de openbare ULO-school en kwam op zijn pantoffels. Hij was vergeten zijn schoenen aan te doen, maar hij had wel een net pak aan en een hoed op. Grootmoeder met een tasje met sokken. Zij stopte altijd sokken voor mijn moeder. Ze gingen met ons mee toen wij geëvacueerd werden.

De vader van Ruud van der Veen besloot om in de richting van Heelsum te gaan. Bij de Hartensteinlaan werden we echter al tegen gehouden door een Engelse soldaat die vroeg waar we heen gingen. “Naar het westen”, zei mijn vader. “Dat moet je niet doen, want daar wordt juist hevig gevochten. Ga gauw terug naar jullie kelder”. Hij zei “cellar’, het eerste Engelse woord dat ik onthouden heb.

 Hij zei “cellar‘, het eerste Engelse woord dat ik onthouden heb

Ik begreep toen niet wat hij bedoelde, maar vader gelukkig wel. Dus zijn we weer terug gegaan, weer de kelder in. Dat bleek ook wel het beste te zijn. We hadden nog wat koekjes. Water konden we halen bij de pomp op de Dreyen. Toen mijn broer een keer water ging halen kwam er ook net een jeep om water te halen. Het water werd achter in de laadbak gegoten, in emmers maar ook gewoon los in de bak. Dat klotste er natuurlijk snel overheen. De tweede keer dat mijn broer water ging halen stond er geen Engelse maar een Duitse soldaat. Blijkbaar was de frontlinie gewisseld. Hij kreeg toch water en kwam met een volle emmer thuis.

 Een Duitser wilde het evacuatiekarretje overnemen

Steeds meer mensen gingen weg. Niemand heeft ons in die septemberdagen gezegd: “Jullie moeten weg”. Toch was er een snel groeiende stroom mensen die wegtrok. Logisch, want er was niets meer: Geen water, geen elektriciteit, geen eten. Niets. Enkelen zijn langer gebleven; sommigen zelfs nog een paar maanden, totdat de Duitsers duidelijk zeiden: “Allemaal weg hier”. Toen wij vertrokken, heeft mijn moeder het portret van mijn zuster bij mensen afgegeven, die het in de kelder stopten. Zeker twee weken later is mijn moeder samen met mijn broer Dolf terug geweest om het portret op te halen. Uit ons eigen huis hebben ze van alles meegenomen, zoveel als op het evacuatiekarretje kon worden geladen. Dat was een bekend begrip in die tijd: Meestal een kinderwagen met een plank erop. Maar mijn moeder had een heus evacuatiekarretje op twee wielen dat je achter de fiets kon binden. Een Duitser wilde dat karretje ‘overnemen’, maar mijn moeder zei: “Nee, dat kan niet. Dit karretje is van de overheid”. Dat was voor deze Duitser een overtuigend argument.

De mensen in Oosterbeek zullen de straf wel verdiend hebben

Een week na het begin van de gevechten is het gezin van Ruud van der Veen toch weggegaan, mee met de grote stroom, over de Amsterdamseweg. We kwamen Duitse tanks tegen, één die keihard reed; dat hadden we nog nooit gezien. Hier en daar lagen nog dode mensen en overal dode beesten. Wij liepen, mijn grootouders zaten op een kar, want die konden niet zo ver lopen. Het was een hele karavaan met fietsen, karretjes en heel veel mensen die liepen: Een onafgebroken stoet mensen.
                                                                                                                                                                                 De ene dag verloor ik mijn dochter,
een volgende dag zat ik al weer op een heel andere plek boontjes te doppen
Bij West-End gingen we richting Otterlo waar al een bureau was ingericht, bemand door burgers.
Hier kreeg iedereen te horen; wat het adres was waar zijn of haar familie zou worden ondergebracht. Wij kwamen op een zolder van een boerderij terecht. Mijn moeder vertelde later:”De ene dag verloor ik mijn dochter, een volgende dag zat ik al weer op een heel andere plek boontjes te doppen”.
Het waren onvriendelijke mensen. We zijn snel doorgetrokken en ondergebracht in De Valk. Dat was een kleine buurtschap, vlakbij Barneveld, bestaande uit een aantal boerderijen van christelijk-gereformeerde mensen, onder leiding van dominee Fraanje, een ex-dokwerker. Dominee Fraanje preekte van donder en geweld en sprak over Arnhem en Oosterbeek als over Sodom en Gomorra: “De mensen daar zullen hun straf wel verdiend hebben”. De boeren bij wie wij waren ondergebracht waren buitengewoon lieve mensen, die heel goed voor ons hebben gezorgd. We hebben nog steeds contact met hen. Ik heb er een fantastische tijd gehad. We hadden altijd te eten. Eieren, spek; alles was er. Fantastisch. Ik heb nooit meer zo lekker gegeten als daar. We mochten op het boerenbedrijf meehelpen. Het was een bedrijf dat we nu zelfvoorzienend zouden noemen. Ze maakten alles zelf. Ze timmerden, maakten hun eigen klompen, repareerden hun wagen als die kapot was, molken de dieren zelf, karnden zelf, bakten zelf brood van eigen meel. Dat heeft voor mij en ook voor mijn broers een stuk van mijn leven bepaald.
Tijdens de evacuatie heeft mijn vader al uitgezocht waar de patiënten van de stichting in Wolfheze terecht waren gekomen. De meesten waren in Lunteren in een psychiatrische inrichting ondergebracht.
Al snel na de bevrijding is mijn vader teruggegaan, want hij wilde weer aan het werk in Wolfheze.
Er was niks in Oosterbeek; alleen mensen van Flying Food met water en pap.
Ik zie de foto van zijn vrouw nog voor me, tien minuten later was de man dood
Later zijn ze verder getrokken naar Boskoop, waar grootvader is overleden. Na de oorlog is grootmoeder teruggekomen naar Oosterbeek en heeft daar in pensions gewoond, maar nooit meer in haar eigen huis. Dat was volkomen leeggehaald en verwoest. Wij hebben een week in de kelder gezeten. Na een dag of drie zei mijn vader: “Dit is geen doen hier”. We gingen naar boven en zijn naar buiten gegaan. In de voortuin was een Engelse soldaat een schuttersputje aan het graven. Toen hij ons zag, stopte hij even en liet ons een foto van zijn vrouw en kinderen zien. Ik zie de foto van zijn vrouw nog voor me.
Een mooie jonge vrouw met een scheiding in het haar, in het midden. Tien minuten later was de man dood.
Het waren niet alleen de Duitsers die stalen
Terug in Oosterbeek bleek ons huis leeg en beschadigd. De deuren waren eruit gehaald voor de loopgraven.
DeurengebruiktvoorloopgravenObeek015We gingen in de loopgraven zoeken naar blauwe deuren, die we ook vonden.
We namen ze mee naar huis. Dakpannen stalen we van andere huizen.
Er kwam hulp van de Wederopbouw, die wij de Wederafbraak noemden.
Die mensen beslisten of een huis kon worden opgeknapt of moest worden afgebroken. De piano stond nog in ons huis. De toetsen waren door de regen behoorlijk beschadigd, maar konden worden gerepareerd.
Er stond ook nog een grote tafel met een paar stoelen en er was ook nog een schilderij van Markus, maar wel met een grote scheur erin. En zo was er nog wel wat meer, vaak beschadigd, maar wel te repareren. Op een puinhoop vond mijn vader een kapotte wekker, maar het uurwerk deed het nog.
Veel is weggehaald door de Duitsers en vooral kunst.
Na de Duitsers kwamen de mensen die stellingen moesten aanleggen.
Die gingen na twee weken weer naar huis met een jutezak op hun rug.
Wat zij vonden, namen ze mee naar huis. Na de oorlog kwamen de Canadezen met grote vrachtwagens. Daar kwamen soms grote kerkbeelden uit, die ze ergens gestolen hadden. Ze namen alles mee en verkochten dat weer elders. Het waren dus zeker niet alleen de Duitsers.
Na de oorlog, toen iedereen langzamerhand weer terugkwam, deed de overheid weinig voor de mensen.
Iedereen moest het zelf maar uitzoeken. We hebben wel mensen van de kerk thuis gehad, om hun deelneming te betuigen, maar daar moest mijn vader niets van hebben. Pater Dijker was wel welkom bij ons. Hij had mijn zuster bediend toen zij stervende was. Mijn vader vond dat goed, ook al was hij niet katholiek. Pater Dijker is verschillende keren bij ons thuis geweest om met mijn ouders te praten. Pater Dijker was erg geliefd in het dorp, meer dan de pastoor. Dus is pater Dijker weggepromoveerd.
1ste Airborne Divisie september 1944
Alles draaide in de eerste tijd na de bevrijding om ‘Airborne’. De ‘Airborne-mensen’ waren een soort heiligen; de bevrijders en we vergaten dat ze heel veel ellende over het dorp hebben gebracht. Het woord bevrijders kende men toen nog helemaal niet, dat is pas naderhand gekomen.
Maar de overheid deed niets voor de eigen burgers.
Er is met veel moeite ergens in het bos een klein monumentje voor burgers gekomen, op de Sonnenberg. Dat is alles. Later is dat monumentje weer verwijderd en is er alleen een kleine herdenkingssteen van overgebleven die is ingemetseld in het gemeentehuis. Er bestaat geen lijst met burgers die zijn omgekomen. In Wolfheze wel, in Oosterbeek helemaal niet. Met veel moeite heb ik op het gemeentehuis een lijst van omgekomen burgers gekregen: ‘Lijst van (al dan niet Oosterbeekse) burgers, begraven in een massagraf op de algemene begraafplaats Zuid’. Niet speciaal iets over de eigen Oosterbeekse burgers.
Ik heb een klein motorfietsje gevonden, dat nu in het Airborne museum staat
In Oosterbeek is wel het Airborne monument gekomen, een mooi monument. Het was de bedoeling dat bovenop het vliegende paard zou staan, het wapen van de Airborne divisie, maar dat is er niet gekomen.
Mijn ouders lieten me heel vrij in de oorlogstijd en daarna ook. Samen met mijn broers stroopte ik de bossen af en verzamelde van alles. Ik heb een klein motorfietsje gevonden, dat nu in het Airborne museum staat.
Boom met inscriptie Hoofdlaan

Boom met inscriptie Hoofdlaan

Het mooiste dat je in het bos kon vinden was een Engels officiersmes, een kleine dolk met een koperen handvat. De officieren droegen dat mes in een holster in hun laars. Tijdens één van mijn tochtjes in de septemberdagen van 1944 zag ik op de Hoofdlaan een Engelse militair een inscriptie in een boom maken: 1st AIRBORNE DIV. SEPT.  44. De boom groeide in de loop der jaren en de inscriptie groeide mee. Deze boom is nu een beschermd monument.
Ik herinner me ook dat ik langs de tennisbaan kwam, net achter Hartenstein. Het was daar heel druk. De hele tennisbaan zat vol met NSB-ers, die waren opgepakt en onder bewaking van een paar mannen in blauwe uniformen een aantal dagen dicht opeengepakt hebben gezeten. Toen de Duitsers een paar dagen later weer terugkwamen zijn ze allemaal vrijgelaten.

Gedenksteen Bijtje van der Veen

Gedenksteen Bijtje van der Veen

Als ik nu terugkijk op de oorlog denk ik allereerst aan Bijtje, en dan zie ik mijn grootvader weer huilen. Maar verder heb ik geen nare herinneringen aan die jaren. Ik vond het vooral spannend.

1 reactie
  1. Roland
    Roland says:

    Ook Bijtje heeft een plek gekregen in “Vergeten is ballingschap, gedenken verlossing, Gedenkboek Oosterbeekse oorlogsslachtoffers 17 september – 1 november 1944”

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *