Wat je als kind meekrijgt van oorlogsgeweld is natuurlijk weinig

Beter gezegd, helemaal niets.
Veel van wat later verteld wordt door naasten, wordt als het ware je eigen verhaal.
Natuurlijk word je als zes/zevenjarige meer gewaar als de septemberdagen in 1944 zijn aangebroken.
Dan worden herinneringen gebaseerd op netvlieservaringen. Flarden van wat gezien is, blijven hangen en zijn een herinnering geworden.
Evenals vele Oosterbekers is ook de heer Jansen met zijn ouders gevlucht uit zijn ouderlijk huis, dat destijds op de Johannaweg stond.
De vluchtweg voerde via allerlei omzwervingen naar een uiteindelijk evacuatieadres, waar de rest van de oorlogsdagen werden afgewacht, verlangend naar terugkeer naar het oude nest.
Dat van dat oude nest weinig meer was overgebleven moge duidelijk zijn, maar dat is niet nieuw voor de meeste Oosterbekers.
De heer Jansen kan daar smeuïg over vertellen.
Natuurlijk, hij was nog jong en had de zorgen van het ouderpaar niet gevoeld. Voor hem was het gewoon een spannende tijd.
Er gebeurde veel, vader gevangen, vader weer vrij, schuilen in schuttersputjes als vliegtuigen de weg mitrailleerden, niet echt honger gekend in het Friese evacuatie gebied, speurende Duitse militairen naar zijn oudere broer, waarbij zijn moeder de ‘moffen’ verontwaardigd wegstuurde toen zij hem, liggend onder een dikke jas tegen de kou, wilden ondervragen. En ze gingen ook nog.
Herinnering of overlevering. Moeilijk soms, om daar een onderscheid in te maken.
En toch.
Ook al heeft Jansen als kind samen met ander schoolgenootjes deelgenomen aan de jaarlijkse bloemenlegging op het Airborne Cemetery, oorlog is voor hem een woord dat uit zijn vocabulaire is geschrapt.
Jansen heeft tot op de dag van vandaag nooit meer naar oorlogsfilms gekeken.
Geweld is uit zijn boekje geschrapt. Hij wil er niets mee te maken hebben.
Zelfs het Airborne museum heeft hij als rasechte Oosterbeker nog nooit bezocht.
Hij wil onder geen beding geconfronteerd worden met geweld, ook al is het uit een, inmiddels, ver verleden.
Jansen is van nature, wat je noemt, een vrolijke Frans.
Hij ziet de zonnige zijde van het leven, amuseerde zich jarenlang met zijn geliefde duiven, had op de bouw, waar hij jarenlang werkzaam was, altijd schik en zijn olijke kop zal menig vrouw in zijn jonge jaren het hoofd op hol hebben gebracht.
De heer Jansen mag van geluk spreken dat hij in 1944 te jong was om de werkelijke zorgen voor lijf en leven te ervaren.
En toch heeft het sporen nagelaten.
Dat doet oorlog met mensen, hoe jong ook.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *