Kindsoldaten

Vijf jaar is Gerrit Slijkerman wanneer de oorlog uitbreekt. Café De Karsseboom in de Arnhemse Hommelstraat 50, in 1939 gehuurd door zijn vader, draait tot midden september 1944 rustig door. Oorlogsschermutselingen gaan er nog aan voorbij.
Dan begint de slag om Arnhem en ook de Slijkermans moeten hun boeltje pakken. We moesten heel snel weg wezen. Met mijn moeder, jongere broer en een klein nichtje uit Limmen, ze was bij ons, haar moeder had tbc.
Via een kennis krijgen ze een paard en wagen. Het was een kleine stortkar, daar ging van alles op, zoals beddengoed.
Ze bivakkeren enige tijd bij de familie Uding in De Steegh, die de klapbomen bedienden bij het spoorweghuisje. Daar wordt het nichtje ziek. Ze heeft melk nodig. Vader kent in Velp iemand met een koe, hij mag daar om de andere dag melk halen. Gerrit gaat een keer met hem mee.

Ik heb de helm nog, kijk. Er is niemand die hem past, zo klein

Op de heenweg passeert een vrachtwagen met Duitse soldaten. “Wat zijn dat nog jonge jongens”, zegt het jongetje Gerrit. “Ja, nog echt kinderen”, antwoordt vader.
Op dat moment verliest een van de soldaten zijn helm, stuiterend op de weg. Vader raapt hem op, verstopt hem achter een boom en ze gaan verder naar Velp. De soldaten keren nog terug, maar de helm vinden ze niet. Op de terugweg nemen vader en zoon, voorzien van een liter melk, hem weer mee.
“Ik heb de helm nog. Kijk. Er is niemand die hem past, zo klein. Sinds kort weet ik hoe ik er achter kan komen of die jongen de oorlog heeft overleefd. Er zit een legernummer in de helm. Ik ga onderzoeken wat er met hem is gebeurd”. Gerrit’s speurwerk zal uiteindelijk naar een ‘Hitlerjugenddivision’ voeren. Het gaat om jongens van veertien, vijftien jaar, die aan het eind van de oorlog in dienst moesten.
Hij zal zo’n vier jaar ouder zijn geweest dan ik, ik was tien.

Tijdens de gedwongen evacuatie bij de familie in De Steegh, in het spoorweghuisje wordt het te gevaarlijk. Een Duitse trein met afweergeschut beschiet er Engelse vliegtuigen, die de colonne bestoken. Als militair doelwit blijkt het spoorweghuisje te gevaarlijk.
Na een kort verblijf  vertrekt de negenjarige Gerrit eind 1944 met zijn ouders, jongere broer en een nichtje naar familie in het West-Friese Limmen, bij Alkmaar. Vader heeft een wagen van de voedselvoorziening geregeld, met een grote generator voor gas, ter vervanging van benzine.

Gerrit is er de stadsjongen, zonder klompen

Oom en tante zijn verrast. Daar stonden wij ineens voor de deur. Ze wisten van niets. Telefoneren was er nog niet bij. Oom Piet, broer van mijn moeder, kende ik al wel en ook tante Leentje.
In 1942 en 1943 gingen we er op vakantie. Tante Leentje had tbc, daarom stond er een bord in de tuin dat daar een besmettelijke ziekte heerste en bleven de Duitsers er weg. Door haar ziekte kon ze ook niet meer voor mijn nichtje zorgen.
De Slijkermans zijn de enigen van buiten Limmen. Gerrit is er de stadsjongen, zonder klompen. Hij ziet er anders uit. “Ze vonden dat ik deftig praatte. Heel vervelend. Ze praatten West-Fries met elkaar, dan val je een beetje buiten de boot”.

Bluffende vader, overbluft Duitsers

Het leven in Limmen is bepaald niet angstaanjagend. We zaten bij een boer en daar is altijd wat te eten. Het was er gezellig en rustig. Er is daar ook niet gevochten. De ‘avonturen’ zijn eerder vermakelijk. Gerrit herinnert zich vooral de leuke dingen. Hij bewondert de flair van zijn vader.
De laatste oorlogsdagen vluchten de Duitsers uit Nederland.
Gerrit herinnert zich een zondags bezoek aan de Rooms-Katholieke kerk in die tijd.
Er staan Duitse soldaten. Mijn vader was de enige met een fiets. Iedereen moest zijn fiets inleveren. Daar fietsten die Duitsers als de donder mee naar Duitsland. Komt mijn vader aanfietsen. Die boeren denken: “Die Slijkerman raakt ook zijn fiets kwijt”. Mijn vader stapt van de fiets af, groet die Duitsers met “Heil Hitler” en vraagt: “Der richtige Weg nach Alkmaar? Ach so.” De Duitsers wijzen hem de weg. “Danke schön”, zegt vader en gaat breed lachend verder op zijn fiets.
En mijn moeder? Ach, je weet altijd wanneer je ouders ruzie hebben met elkaar.
Mijn moeder heeft toen een dag of tien niet met mijn vader gesproken. En waarom? Omdat die niet naar de kerk was geweest. Hij bracht zijn fiets in veiligheid. Het was niet omdat hij Heil Hitler zei. Nee, hij was niet naar de kerk geweest en dat vond ze erg als goed katholiek.’

De oorlog is voor Gerrit, als jongetje, vooral avontuurlijk.

Ome Erich
Voor het eerste avontuur zorgt ‘ome’ Erich Küstner, buurman in Velp. Een rijksduitser. Zelf kinderloos laat hij Gerrit naar zich vernoemen. Als eigenaar van een elektrotechnisch bureau heeft hij bij vliegbasis Deelen alle radar en elektriciteitsvoorzieningen aangelegd. “Ik mocht met hem mee, in 1942. Om op de vliegbasis te komen had ik een Ausweis nodig. Kijk, Gerrit Erich Slijkerman, met pasfoto. Ik mocht mee naar zijn bureau. Heb ook in een Juncker gezeten. Voor een jongen van zes in oorlogstijd iets ongelooflijks”!

Gefundenes Fressen

Na de bevrijding gaan ze terug naar de, zwaar beschadigde, Karsseboom. De scholen zijn nog gesloten. Gerrit speurt als vrijbuiter in de stad. “Je vindt de ongelooflijkste dingen. Een buitenkans! Ik had zo’n veertien wapens. Een Schmeisser, een mitrailleur. Die moest je inleveren, want ze waren gevaarlijk. Maar ik vond ze prachtig. We speelden er mee. Haalden de punten van de patronen af. Het kruit kon je aansteken. Dan had die patroon het slaghoedje nog. Dat kon je dan in je geweer doen en je kon schieten. Dan gaf het een knal, maar er kwam geen patroon uit. In die tijd fietsten er hulpagenten door de stad om orde te handhaven. En daar schoten we dan op. Verschrikkelijk eigenlijk. We hadden de punten eruit gehaald, maar zo’n agent had geen idee. In een groot deel van de stad kon je in elk huis naar binnen. Ergens zag ik zomaar ineens een Duitse Messerschmitt staan. Ongelooflijk hè”?

Collectievorming

Van zijn fascinatie in de oorlog voor wapens heeft Gerrit later zijn beroep gemaakt.
“Ik heb in Maastricht op de antiekbeurs gestaan. Ik moest indertijd spullen inleveren. Bij een antiquair in de Bakkerstraat zag ik een antiek pistool, voor 25 gulden. Om het terug te verdienen ging ik op zaterdagen werken bij een slager op de Hommelstraat. Tien gulden voor een hele dag. Een hoop geld. Zo is het begonnen”.

Terug bij de brug

Bij de brug in Arnhem was een schoolgebouw, waar ik binnen ging. Vol met verband. Niet wit maar groen, heel vreemd. Later hoorde ik dat dit het schoolgebouw was waar John Frost tot het laatst de brug verdedigde. In 1946 zie ik bij de brug, met mijn broer, een Duitse militaire kolonne.
Het was voor een film, gedraaid door de Engelsen. Ze hadden er Duitse soldaten voor nodig. Maar die waren er niet, in hun plaats speelden Hollandse jonge jongens. Bizar, zo kort na de oorlog.

 

5 reacties
  1. Ferdinand Hulst
    Ferdinand Hulst says:

    O Gerrit-Erich Slijkerman, wat een mooi en indringend verhaal. Fijn dat je al die oorlogsherinneringen hebt kunnen opschrijven en nu kunt delen met zoveel anderen.
    Ik ben trots op je,
    alle goeds van je zwager Fup(Ferdinand) Hulst uit Landsmeer

    Beantwoorden
  2. Anton Sprangers
    Anton Sprangers says:

    Gerrit,
    Prachtig verhaal ik zal het doorsturen naar mijn broer. Hij is bij de heemkundekring in Dingen en altijd zéér geïnteresseerd.
    Groet, Anton

    Beantwoorden
  3. Ria Krump, geb. Baltus
    Ria Krump, geb. Baltus says:

    Hallo Gerrit,
    Hier is dat kleine nichtje van je. Maar nu uit Duitsland! Ik heb jouw bericht van onze Dirk verder gekregen en ik heb het met genot gelezen. Zoals je het geschreven hebt, zo heb ik jou en je broertje Tom nog goed in herinnering. Een paar verduivelde jongens met heel veel ideeën. Geweldig, ik heb het met veel plezier gelezen. Groetjes van dat toentertijd kleine nichtje,
    Ria Krump-Baltus.

    Beantwoorden
  4. Bert Stal
    Bert Stal says:

    Gerrit,

    Wat leuk dat de verhalen over jouw avonturen in ’44’ – ’45 in Arnhem zijn opgeschreven. Ik kende er een paar, maar het is prachtig om ze nog eens rustig te kunnen nalezen.
    Ik miste het verhaal over de koffer roof op het overvolle station – één van de beste !
    Complimenten !
    Bert Stal

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Laat een antwoord achter aan Anton Sprangers Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *