Gebed bij luchtalarm

Ik ben Jettie de Pont; woon in de Bakkerstraat nr. 7 in Arnhem met mijn ouders en vier broers tussen 12 en 20 jaar. Zelf ben ik in januari 1944 8 jaar geworden.

Henk, de oudste broer is al ondergedoken in Westervoort bij een boer, een klant van mijn vader. Wij hebben een schoenwinkel (Bernard de Pont, Bakkerstraat 7). Laten we zeggen, het is 1 september, we gaan weer naar school, derde klas op de Agnesschool [1] aan de voet van wat nu de John Frostbrug heet. Er is al geregeld luchtalarm. Dan moeten we allemaal vlug in de hal samenkomen bij een groot heilig hartbeeld en dan gaan we bidden. Mijn vriendin Anneke kent het gebed nu nog van buiten, zonder haperen.

Gebed bij luchtalarm

Oh Maria, al uw kleintjes
komen heden voor uw troon
En zij vragen om de vrede
aan U en Uw lieve Zoon
Heel de wereld is zo droevig
Het verdriet van mensen is zo groot
Moeder, Koningin van vrede
Help de mensen uit de nood
Wil toch aan uw kindje vragen
Dat hij luistert naar ’t gebed
Van zijn kleine lievelingen
Dat hij toch de wereld redt
Oh Maria, Koninginne
Vredes Koninginne teer
Bid vandaag voor al uw kleintjes
Geef de wereld vrede Heer
Amen.

Vlak voor 17 september gingen we niet meer naar school. Het begon al behoorlijk te spoken. Mijn vader (47 jaar) – en ik bewonder dat nog steeds – nam mij wel eens mee, drie hoog in ons huis, naar de ‘meidenkamertjes’. Daar liet hij me zien hoe de moffen vanaf de Eusebiuskerk schoten naar de Engelsen in/op de Walburgkerk. Tegen de tijd dat de kogels om je oren vlogen, gingen we gauw weer naar beneden. Ik was niet bang (of werd niet bang gemaakt). Toen op 17 september alles in brand stond, ook de kazerne op het Gele Rijdersplein (heb ik gezien), zette mijn vader de winkeldeur open en een aantal gillende, huilende mensen uit de brandende straten rondom de Eusebiuskerk hebben toen in onze winkel geslapen.

St. Agnesschool 1944 vlak bij DE BRUG

St. Agnesschool 1944 vlak bij DE BRUG

 

[1] Katholieke school onder leiding van de Zusters van Liefde van Insula Dei (a.k.a. ‘Krengen van Barmhartigheid’)

 

Ik vond een prachtig ding; het was legergroen, eivormig, met gegroefde ruitjes

De volgende dag moesten we allemaal evacueren; mijn vader wilde niet weg, maar als je niet ging, pakten ze je op en zat je zo in Duitsland om voor de moffen te werken. Er was dus niets te willen! Eerste adres: Zypendaalseweg bij een klant. Daar logeerden we hooguit een of twee dagen. Ik had heel veel luizen. Ze liepen zelfs over m’n armen. Dat werd slapen met in petroleum gedrenkte lappen om je hoofd, daarna luizen kammen en neten knappen, nog dagenlang.
Tweede adres: Hoogkamp, aan het eind van de Bakenbergseweg met afweergeschut als direct uitzicht en nog onze kant op ook. Daar bleven we ook kort, misschien maar één dag. Toen naar Schaarsbergen in een mooie villa op zolder. Vader ging overdag de bossen in met een paar van z’n jongens om, zoals ze dat noemden, te ‘organisieren’. Dan gingen ze spullen zoeken van de luchtlandingen zoals mooie grote granaathulzen, een grote doos met nieuwe Engelse ansichtkaarten, ‘boetseerklei’, drank en parachutes, maar ook boobytraps!
Eén keer mocht ik mee en ik vond een prachtig ding; het was legergroen, eivormig, met gegroefde ruitjes en een ring met een touwtje eraan. Ik droeg het aan het ringetje en liet het aan mijn vader zien. Die vloog op me af, greep het uit mijn handen en gooide het heel ver weg. Pffff, dat was dus een handgranaat. Bijna dood dus. Ik werd naar huis gebracht en mocht nooit meer mee naar het bos. “Ga jij maar lekker spelen, bijvoorbeeld met die kaarten of de klei”. Ging ik lekker poppetjes kleien. Leuk! Eén stukje viel op de grond en “hap” zei onze hond. Binnen een uur was hij dood. Het was dus kneedbommenspul en dit gebeurde, terwijl er al een houtkachel brandde op die zolder. Wéér was ik van de dood gered.
Na drie dagen, het zal onderhand de 25e september zijn geweest, kwam er een auto vol schreeuwende soldaten met handgranaten in de aanslag. Ze joegen ons onmiddellijk die villa uit; of we toen nog iets konden meenemen weet ik niet meer.
Vader en moeder met broers Dolf (15) en Wik (12) en ik gingen lopend naar Otterlo. Leo van 18 was inmiddels ook naar Westervoort gegaan om bij de boer onder te duiken. De moffen hielden razzia’s en arresteerden steeds jongere jongens. In Otterlo hebben we in een school geslapen. Wat eten en drinken gehad.

 Bij oom Janus de Pont

Mijn vader had inmiddels geregeld dat wij in Driebergen-Zeist bij oom Janus de Pont mochten komen. Moeder, m’n broers en ik, want vader dook ook onder in Westervoort. Ze hebben daar flink de Duitsers gesaboteerd de rest van de oorlog.

In de tuin zocht ik rauwe spruitjes, het was eten!

Wij zaten met wel twaalf mensen in het huis van oom Janus. Er was heel weinig te eten. Anna, de huishoudster, maakte watersoep met stukjes aardappel, wortel en wat bruine boontjes. De kat van Anna kreeg lekkere hapjes in de kelder. Op een dag, heb ik die kat gepakt, de trap op en over de leuning getild aan z’n staart. Kat schreeuwen en net voor ik losliet verscheen daar Anna. Toen kreeg ik dus een paar dagen helemaal niks te eten. In de tuin zocht ik rauwe spruitjes, het was eten!
Op een dag zit ik met buikpijn op de WC. Ik kijk om en wat zie ik? Grote wormen uitgepoept. Ik heb het hele huis bij elkaar gegild.
Mijn broer van 15-16 jaar moest ook naar Westervoort, want elke mond minder scheelde. Het was eind oktober. We moesten naar school, lopend naar Zeist. Mijn schoenen waren te klein, ik kreeg klompen maar daar kon ik niet op lopen. Dus maar weer die oude schoenen aan met gaten in de tenen, gestopt met ijzergaren.

Honger
Met 12 mensen leven van de gezamenlijke bonnen bij ome Janus was onmogelijk. Ieder moest betalen; voor zwart gekocht brood. Opa Paijens (die begon te dementeren), hoorden we vaak zeggen als hij dan een extra stukje brood kreeg: ’t is maar al te waar, ’t is maar al te waar, als je geld hebt, dan ben je klaar’.

Met Sinterklaas heeft mijn vader het met broer Leo durven presteren om naar ons in Driebergen/Zeist te komen fietsen, op vehikels met van tractorbanden gemaakte dingen die met krammen vastzaten rond de velgen. Ze hadden een knoert van een donker roggebrood bij zich.
Mijn vader was Sinterklaas en Leo Zwarte Piet, ik zag het aan zijn overhemd. Ze hadden echte Sintkleren aan. Enige gezelligheid bleek dus nog steeds te bestaan in die dagen.

Verduistering
Ik ben vergeten te vertellen over de verplichte verduistering en de spertijd. Na 8 uur mocht niemand op straat en alle huizen en gebouwen moesten stikdonker zijn. Geen streepje licht mocht te zien zijn. Dit om de vijand – de bevrijders – te misleiden. Zodat ze hun doelen niet konden vinden.

De bevrijding
Wit brood, ohhh wat verrukkelijk, het leek wel cake!!!

In mei 1945: de BEVRIJDING. Wat een feest. Allemaal stonden we langs de Driebergseweg te zwaaien naar de Tommies. Vier of vijf villa’s verderop waren er diversen soldaten ingekwartierd en die gooiden chocola en brood naar ons. Alsof we vogeltjes waren. Wit brood, ohhh wat verrukkelijk, het leek wel cake!!!
In Westervoort waar mijn vader en mijn broers waren, was het ook bevrijding, ze wilden zo gauw mogelijk naar Arnhem, maar je moest wachten tot je mocht.
Ik werd in Tilburg bij een tante en oom “gestald”. De rest, vader, moeder en vier broers gingen terug naar Arnhem. Wat een ravage in de Bakkerstraat nr. 7. Het huis was heel, maar in de winkel was er geen schoen meer te vinden. Alles was totaal geplunderd en vernield. Mijn moeders gevulde weckpotten waren tegen de muren, kasten en bedden kapotgesmeten. Al dat goede eten, gewoon verkwist! Schimmel van tien cm dik, meubels, servies, kristal, bestek niks, nergens meer te vinden. Kleren, linnengoed, vergeet het maar. Verschwunden!
Je had niets meer, nog geen vork om te eten. De HARK bracht uitkomst in de allereerste tijd. Iets later heeft vaders grote familie uit Tilburg voor spullen en wat meubels gezorgd. Ik sliep nog heel lang in een groot bed met een veren schudbed en een dikke gestikte legerdeken. Net vrouw Holle, alleen moest ik het zelf opschudden.
In de maanden na mei 1945 was het op straat ook heel verschrikkelijk. Bergen puin en afval en achteraan in de Bakkerstraat waar alles kapot was, zwommen de ratten bij bosjes in de ondergelopen kelders. Niet even, maar wel een jaar. Niet een ideale veilige plaats voor kinderen dus.
Inmiddels moest die schoenenwinkel ook weer op poten. Vader kon wat schoenen op extra bonnen inkopen, maar alles was nog schaars. Dus schoenen verkopen kon alleen als je de bonnen van je klanten ook kréég, anders kon je niet inkopen. Eén paar schoenen per bon.
Mijn vader kende, net als iedereen in de stad veel NSB-ers en op een gegeven dag had hij ergens wat meubels van ons bij ”foute”mensen in huis zien staan. Dat deed de deur dicht. Hij was al erg getraumatiseerd van de onrechtvaardigheid van die verdomde oorlog, hij had die moffen immers niks gedaan en nou, alles kapot, gestolen, vernield, geplunderd.  Het werd zo erg dat hij in het Gemeenteziekenhuis terecht kwam voor therapie: “Elektrisch shocken”, vreselijk.

 In die kwaaie dagen heeft hij een ingezonden stuk in de krant gezet

Ze dachten daarmee de oorlog uit je kop te rammen. Vele keren onderging hij die ‘behandeling’ tot hij zo tam was als een zombie. Mijn o-zo-leuke, fantasievolle en creatieve vader van 48 jaar. Ik heb de vader van voor de oorlog, zoals onze jongens hem kenden, niet echt meer gekend.
In die kwaaie dagen (voor of na het shocken, dat weet ik niet meer) heeft hij een ingezonden stuk in de krant gezet. Tjonge, jonge de honden lustten er geen brood van, maar schrijven dat kon hij altijd al en als hij woedend was zeker. Luister en huiver.
Later, veel later, in 1991 had Burgemeester J. Scholten van Arnhem het plan opgevat om samen met de Duitsers na 50 jaar de oorlog te gaan herdenken.
Er was veel commentaar. De president van Duitsland kwam niet, nog niet en dat was “wegen damals”. In het boek “Arnhem 1944″ ” slag van de tegenslag” van Bert Kerkhoffs stond de voornoemde brief van mijn vader afgedrukt om het waarom kracht bij te zetten.

Wat doet zo’n oorlog met gewone eerlijke burgers? Het moet gezegd worden, steeds weer!

Pas toen ik 59 was ben ik me voor de eerste keer gaan realiseren dat ook Duitsers mensen waren, die ook hun geliefden verloren

En Jettie?

Jet Berkhof-de Pont 2014

Jet Berkhof-de Pont 2014

Wat deed die oorlog met een kind van 8 (en het kind van déze vader). Gelukkig was mijn moeder de grootste, liefste, zachtste schat van Europa en omstreken. Jarenlang krijg je haatinjecties van je vader.
Pas toen ik 59 was, las ik in het vliegtuig naar mijn broers in Amerika, het boek “De Tweeling” van Tessa de Loo. Naast mij zat een aardige Noord-Duitse vrouw. Toen ben ik me voor de eerste keer gaan realiseren dat ook Duitsers mensen waren, die ook hun geliefden verloren. Die bang waren voor Hitler en zijn trawanten en gedwongen werden oorlog te voeren etc. Ik heb beide broers ook De Tweeling laten lezen. Voor ons was het een verzoeningsmissie, al was het wat laat.
De Duitse vrouw en ik hebben de halve nacht zitten praten. Zij had veel goed gedaan voor Groningse mensen die in Noord-Duitsland te werk gesteld waren, in de eerste jaren van de oorlog. Haar dochter was zelfs later met een Groningse jongen getrouwd.

Oorlogstrauma

Deze brief stond kort na de oorlog in de krant,
Enigszins ingekort door zijn dochter Jet

INGEZONDEN
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie)

GEEN DUITSERS IN ARNHEM

Het bestuur van het Elisabeth Gasthuis heeft aangekondigd, dat de Duitse zusters de verpleging in dit ziekenhuis weer op zich zullen gaan nemen, met toestemming van de Aartsbisschop van Utrecht.
Waarom daar nou niet eens mee gewacht tot onze ergste zielenwonden genezen zijn, dan wel de ergst getraumatiseerde mensen, zoals ik bijvoorbeeld, overleden zijn.
Ik moet er niet aan denken om mij daar te laten behandelen; ik sterf nog liever als een hond, dan dat ik door een moffin verpleegd zou worden. Neen 1000x neen voor den mof of moffin.
Ik geef gaarne toe dat het niet erg christelijk is om haat, wraak en vergelding te prediken en dat de bisschoppen de plicht hebben om verzoening te bewerken, maar het moet mij van het hart dat de RK kerk hier wel wat hard van stapel loopt.

Immers: vanaf het eerste begin van het Christendom is de geijkte leerstelling geweest, dat de zonde pas vergeven kan worden indien er een behoorlijk berouw is. De tweede conditie: herstel van het onrecht. Van Duits berouw heb ik nog niets gemerkt en van teruggave van geroofde goederen nog minder!
Die Duitse bandieten troep ligt nog steeds in onze zachte bedden, vermaakt zich met onze radio’s, fietsen etc. draagt onze kleren en vreet zich vol met van ons geroofde levensmiddelen. En dan zullen wij die arme afgedwaalde Duitsertjes moeten vergeven? Zeker Eerwaarde Heren dat willen wij, maar dan alleen met het zwaarste vergif. Goed o.a. Amsterdam heeft ons geholpen, als ook andere milde gevers.
Maar als eerste pleister op de wonde moeten de Duitsers onze spullen terug geven en dan kan er ooit misschien eens, een zogenaamde onmisbare mof of moffin hier toegelaten worden.

B.H.C. de Pont

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *