“We konden niet meer terug”

Diny de Jongh (1928) groeide op aan de Molenweg in Oosterbeek en kreeg er middenin de oorlog een Joods ‘broertje’ bij.
In de tweede helft van september 1944 zwierf het gezin zonder bezittingen van kelder naar kelder. Door de evacuatie kwamen ze eerst in Apeldoorn en daarna in Spakenburg terecht.
Na de oorlog had het gezin geen huis meer om naar terug te gaan.

Yad Vashem-onderscheiding

Yad Vashem-onderscheiding

Bovendien moesten ze het broertje afstaan aan zijn eigen familie. Datzelfde broertje zorgde er later voor dat de hele familie de Jongh een Yad Vashem-onderscheiding kreeg.

Voor de Slag om Arnhem
Ik heb een fijne jeugd gehad. We waren thuis met vijf kinderen. Ik had twee oudere zussen van wie er een in de oorlog getrouwd is, en een oudere en een jongere broer.
Mijn vader was loodgieter en gasfitter en had een winkel en werkplaats aan huis aan de Molenweg in Oosterbeek, tussen de molen en de watertoren.
Ik was tot mijn 14de naar school geweest en ben daarna in de kruidenierszaak van Bodt gaan werken. Tot september 1944 had ik van de oorlog eigenlijk niets gemerkt, behalve dat er ’s nachts wel eens vliegtuigen overkwamen.
Mijn oudste broer had ondergedoken gezeten op een boerderij in de Achterhoek maar hield dat niet vol, omdat ze daar met hun handen aten.
Sindsdien was hij thuis en verstopte hij zich als er razzia’s waren.

Hij verstopte zich als er razzia’s waren

Achteraf heb ik pas begrepen dat mijn vader actief was in het verzet en veel onderduikers en parachutisten heeft geholpen. Vaak kregen ze onderdak in de watertoren.
Via kennissen van mijn ouders, Hendrikje en Tine Schwenke, kregen we er in het voorjaar van 1943 een broertje bij: De Joodse baby Twsi Herschel, die vanaf dat moment Henkie de Jongh heette.
“We waren allemaal dol op hem en voelden ons erg verantwoordelijk voor hem”.

Mijn herinneringen aan 17 september 1944

We zaten in de gereformeerde kerk aan de Van Toulon van der Koogweg toen de sirene voor het luchtalarm afging. Toen we naar huis liepen zagen we overal in de lucht parachutisten, in alle kleuren van de regenboog. Dat was een prachtig gezicht.

We zagen overal parachutisten in alle kleuren van de regenboog

We dachten dat we bevrijd waren. Mijn vader schonk een glaasje oranjebitter in dat hij bewaard had voor de bevrijding. We waren echt in een feeststemming, maar die was de volgende dag al voorbij. Toen kwamen de vliegtuigen met bommen over en zijn we naar de kelder gevlucht.
’s Woensdags hoorden we boven ons een harde klap van een granaat en vloog ons huis in brand. Toen zijn we zo snel mogelijk naar de groenteboer aan de overkant van de straat gegaan. We konden niets meenemen.
Mijn moeder had een speciaal vluchtkoffertje voor Henkie gemaakt, maar dat was ze van schrik vergeten. Toen is ze teruggegaan om het te halen.
Mijn vader heeft ons die dag drie uur lopen zoeken omdat hij de straat niet meer kon oversteken. Bovenaan de weg zaten de Engelsen en onderaan de Duitsers op elkaar te schieten.

Bovenaan de weg zaten de Engelsen en onderaan de Duitsers

Daarna hebben we in de buurt veertien dagen van de ene kelder naar de andere gezworven. Vaak waren de bewoners al weg, maar lag er nog wel wat te eten.
Ik heb de hele tijd met mijn vingers in mijn oren gezeten tegen de harde geluiden.’

Evacuatiebevel

Toen het evacuatiebevel kwam, regelde mijn vader een bakfiets om naar zijn zus in Apeldoorn te gaan. Onderweg hebben we heel hard gelopen en om de beurt met de kleintjes in de bakfiets gezeten, terwijl mijn vader of mijn moeder fietste.
Onderweg zagen we overal parachutes in de bomen hangen. We hebben ook een nacht in een school geslapen. Mijn vader bleef die nacht buiten om te voorkomen dat de bakfiets gestolen werd.
Toen we bij mijn tante in Apeldoorn aankwamen was het mudvol, want ze had een klein huisje en drie kinderen. Dat was niet te doen.
We zijn tot half december gebleven en zijn toen via een vriend van mijn zus die bij het Rode Kruis zat, in Spakenburg terechtgekomen.
Op Kerstavond zijn we daar met de bakfiets aangekomen. De eerste nacht werden we ondergebracht op een boerderij waar we boven de koeien sliepen. We hadden het onderweg erg koud gehad en waren doodmoe.
Gelukkig had mijn tante in Apeldoorn een jas voor mij gemaakt, want verder had ik geen winterkleren.
Op eerste Kerstdag werden we over verschillende families verdeeld. Mijn ouders kwamen met Henkie bij een bakkerij terecht en voelden zich verplicht te vertellen dat hij Joods was. Ze liepen steeds het risico dat iemand hem zou verraden.
Mijn jongere broer kwam in een gezin met kinderen terecht waar met het oog op luizen meteen zijn haar werd afgeknipt en hij een petje op moest. Hij vond het daar zo vreselijk dat hij weggelopen is en terug naar mijn ouders is gegaan.
Zelf ben ik twee maanden bij een echtpaar met een zoontje van zeven geweest. Daar had ik niet te klagen, ook al was ik natuurlijk liever bij mijn ouders.
Uiteindelijk kwamen we daarna allemaal samen bij een onderwijzersechtpaar terecht, de familie Terhaar.’

Eten

We hadden het geluk dat er in Spakenburg veel vis was. We moesten zelf naar de visafslag met een emmer met een deksel om nog levende palingen te halen. De eerste keer deden we het deksel niet snel genoeg dicht en kropen ze er uit. Op een bankje zaten oude mannetjes om ons te lachen, maar daarna heb ik heel wat palingen schoongemaakt, klaargemaakt en opgegeten.

Bezigheden

Er was weinig te doen voor ons. Ik ging wandelen met Henkie en ging met mijn zus mee die vriendjes had in het dorp. Zelf was ik daar nog helemaal niet mee bezig.

De bevrijding
Eind april 1945 kwamen er Duitse soldaten het dorp binnen, maar die waren meteen weer weg toen er werd geschoten. Toen wisten we dat de geallieerden aan de winnende hand waren.
In mei was het echt feest en kregen we chocolade en Amerikaanse sigaretten. Toen heb ik voor het eerst gerookt.
Al snel daarna kregen we bericht dat de familie van Henkie in Amersfoort zat. Mijn moeder ging er meteen naartoe, maar op dezelfde dag kwam Henkie’s oma al naar Spakenburg om hem te halen. Ze was beledigd dat hij er niet was.
Uiteindelijk is schriftelijk geregeld dat mijn vader hem naar zijn grootouders in Rotterdam moest brengen. Dat was een marteling, zowel voor mijn vader als voor Henkie.
Een kind van twee jaar begrijpt er niets van dat hij gescheiden wordt van mensen van wie hij niet beter weet dan dat het zijn ouders en broers en zussen zijn.
Bovendien mocht hij ineens een heleboel dingen niet eten en moest hij andere dingen juist wel doen. Hij heeft het daar altijd moeilijk mee gehad.

Terug naar Oosterbeek

Wij zijn niet als gezin teruggegaan naar Oosterbeek, want we hadden daar niets meer. Mijn vader is in zijn eentje teruggegaan en ontdekte dat ons huis compleet verdwenen was.

Ons huis was compleet verdwenen

Achteraf heb ik gehoord dat zijn werkplaats vol munitie voor het verzet had gelegen. Het moet daar dus een flink vuurwerk geweest zijn. Het koperwerk dat mijn vader in de tuin had verstopt, heeft hij na de oorlog aan mijn oudste zus gegeven die al getrouwd was en in Oosterbeek woonde. De rest van ons gezin is naar Dordrecht gegaan, naar een andere zus van mijn vader.
Daar zijn we opnieuw begonnen in een huurwoning.
Het is mijn vader eigenlijk nooit echt gelukt weer een zaak op te bouwen omdat hij een buitenstaander was en er niet tussenkwam.
Zelf kon ik in het begin ook geen baantje vinden.
Aan die tijd denk ik niet graag terug want we hadden niets en kregen ook geen hulp. Later vond ik een baantje bij de HEMA en in 1947 heb ik mijn man leren kennen. Dat was wel een leuke tijd.

Henkie alias Tswi

De eerste jaren na de bevrijding hadden we geen contact met ‘ons broertje’, omdat mijn grootouders dat afhielden. Daarna is het contact wel weer hersteld.
Hij is ons altijd als familie blijven beschouwen. Mijn vader en moeder gingen naar speciale dagen in zijn leven en hij kwam naar die van onze familie.
Hij is in de jaren tachtig naar Israël geëmigreerd en heeft ons vaak uitgenodigd. Ik ben er nooit geweest omdat ik niet durf te vliegen.

We kregen een Yad Vashem-onderscheiding

Mijn vader wilde nooit op de voorgrond treden of aandacht krijgen, maar in 1990 heeft Twsi ons allemaal tijdens een familiereünie een Yad Vashem-onderscheiding gegeven.

Tekening van het ouderlijk huis

Tekening van het ouderlijk huis

Het leven beïnvloed
Vooral van september 1944 heb ik een optater gekregen. Elk jaar in september zitten mijn herinneringen daaraan me dwars en slaap ik slecht. Dan heb ik nachtmerries over brand.
Ik kan ook niet tegen beelden van oorlogen of oorlogsfilms op televisie. Naar thrillers met veel geweld durf ik ook niet te kijken.
Ik heb met die klachten nooit iets gedaan. Met mijn ouders, zussen en broers heb ik nooit over de oorlog gepraat, maar met mijn man en kinderen wel.
Ik ben nooit naar de herdenkingen geweest, maar ging later wel tijdens de Airbornewandeltocht naar mijn zus in Oosterbeek om samen op de tribune te kijken.
Tot haar dood hebben we ook altijd bij haar onze familiereünie gehouden.
Ik heb ooit van haar een foto van ons ouderlijk huis gekregen en daar heeft iemand voor ons een schilderij van gemaakt.
Dat is me heel dierbaar want het is het enige wat ik nog uit die tijd heb.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *