Zij waren van de organisation TODT

De vader van Ad Nab was verpleger en beroepsmilitair. Hij was in mei ’40 gelegerd in Breda en is met de vluchtende Franse strijdkrachten, die daar in de omgeving waren, meegetrokken door België en Frankrijk. Hij is uiteindelijk met een hospitaalschip overgestoken naar Engeland. Wij hoorden dat 3 maanden later. In Engeland heeft hij de oorlog doorgebracht.

De trein naar Didam werd de Roggenbroodexpres genoemd

Ik was in mei 1940 elf jaar oud en heb de hele oorlog doorgebracht met mijn moeder en mijn twee, 6 en 7 jaar oudere, zussen, zonder mijn vader. Mijn moeder verdiende in de oorlog de kost als naaister. Zij ging vaak met de trein naar Didam, om daar bij de boeren om naaiwerk te vragen. Zij werd dan niet betaald met geld, maar met voedsel.De trein naar Didam werd de Roggenbroodexpres genoemd.
Het laatste oorlogsjaar voor de slag om Arnhem was voor mij redelijk rustig. Je kon je als jongen vrij bewegen in Arnhem. We liepen door het centrum en voetbalden in de buurt. Ook wel met de jonge Duitsers, knapen van onze leeftijd, bij het Duitse afweergeschut op het veldje bij het spoor. Zij waren van de Organisation Todt. Dat waren bouwvakkers met bruine uniformen, maar ingezet als soldaten. Kennelijk wegens gebrek aan mankracht. Van de oorlog merkte je niet veel. Wel waren er sinds 6 juni (D-day, landing in Normandië) geruchten over de oprukkende geallieerde troepen. Alsmaar geruchten.
In de zomer van 1944 was ik inmiddels 15 en net overgegaan naar de 4e klas van de Mulo (huidige Mavo). Omdat de school ging sluiten kregen wij allemaal een diploma zonder cijferlijst. Later in 1945 heb ik dat examen alsnog gedaan en wel een cijferlijst gekregen.
Mijn zussen waren in 1944 al volwassen en werkten. De één in een winkel en de ander in een confectieatelier. Wij woonden met z’n vieren in de Van Slingelandtstraat. De straat loopt parallel aan de Johan de Wittlaan in het Statenkwartier. Vanuit de straat heb je een goed uitzicht op de Eusebiustoren, die in het verlengde ligt.

We moesten met zwei Stunden vertrokken zijn

Op zondag 17 september 1944 was Ad Nab in de Klarendalse kapel (afgebroken in 1970). In de kerk hoorde je gerommel en toen we buiten kwamen was het duidelijk dat het mis ging. Ik ben via de Vosdijk naar huis gelopen. Daar werd net de riolering voor de AKU vernieuwd en er lagen overal dikke betonnen pijpen met een sleutelgatprofiel. Ik kon er zo doorheen lopen. Links en rechts werden bommen gegooid, voorafgaand aan de landingen, om het Duitse luchtafweergeschut uit te schakelen. Op het veldje bij het spoor, naast het kanon, lagen twee dode Duitse jongens. Die van het voetballen.
Wij hebben van de gevechten bij de brug niets gezien; wel gehoord. Wij hoopten dat de Engelsen ook naar ons kwamen. We dachten bevrijd te worden en wisten niet dat het om de brug ging.

De grote wijzer van de klok draaide doelloos rond

De eerste Engelsman die ik zag, dagen later op de Steenstraat, was gevangen genomen door de Duitsers.
Op 18 september was ik voor ons huis met een paar buurjongens, toen we in het oosten een plof hoorden, direct gevolgd door het gieren van een granaat, die met een daverende knal vooraan in de Karel van Gelderstraat in sloeg. Wij waren erg geschrokken en alert geworden. Even later klonk opnieuw een plof, maar nu zonder gierend geluid. We kropen ineen. Eén van de jongens wees ons op de Eusebiustoren, waar onder de klok aan de oostkant een gat was ontstaan.
De grote wijzer van de klok draaide doelloos rond. Het was vermoedelijk de eerste inslag op de toren vanuit een Duits geschut op het Rozendaalse veld. De volgende dagen zag ik ook aangeschoten brandende Engelse vliegtuigen die probeerden bevrijd gebied te bereiken door vanuit het westen naar Nijmegen af te buigen. Heel naar. Ik heb de rest van de week veel doorgebracht in de kelderruimte onder het huis. We durfden het huis niet uit.
Na een week kwam er een Duitse militair met zijspan. Helm op, schildje op de borst. We moesten met Zwei Stunden vertrokken zijn. Mijn zus stond met mijn kleine puppy-hondje aan een touw voor de deur. Zij was helemaal overstuur. Daar had je niks aan op zo’n moment, maar mijn moeder was heel kordaat.
Een sterke vrouw. Omdat zij een nicht had wonen op de Rozendaalselaan in Velp, trokken wij daarheen.
We dachten met 14 dagen terug te zijn.

 Een evacuatie liefde

Ad Nab vond het in Velp erg rumoerig omdat dagelijks na de gevechten Duitse tiger-tanks dekking zochten onder de bomen van kasteel Rozendaal. Engelse gevechtsvliegtuigen bestookten ze met raketten.
We schuilden dan in de kelder.

Bij zo’n razzia kropen wij onder de vloer bij de hoofdmeester

Op last en met dreiging voor de oorspronkelijke Velpse bewoners, moesten de evacués al snel verkassen. Wij kwamen terecht in het Nutsschooltje, 2 straten verder. In Velp werden daarna mannen en jongens opgepakt om te werken aan de IJssellinies.
Bij zo’n razzia kropen wij onder de vloer bij de hoofdmeester. Daar was een ruimte van zo’n 50 centimeter diep. Ik hoor nog de kokosmat op het luik vallen en daarna de tafel daar weer op. Daar heb ik mijn claustrofobie aan overgehouden. Helaas.
Na 10 dagen kregen we geen levensmiddelenbonnen meer. Daarom zijn we met de hele groep lopend vertrokken helemaal naar de Kokosfabriek aan de Reigersweg in Apeldoorn, omdat het beter leek over de Veluwe linksaf te slaan. Je kon ook naar rechts; naar Zutphen en de Achterhoek. Maar wij waren bang dat er een soort IJssellinie zou ontstaan en dat we dan achter de linie met het Duitse leger in Duitsland terecht zouden komen.
In de Kokosfabriek in Apeldoorn waren inmiddels voorzieningen voor de evacués getroffen. Over de vloer, met wat paden er tussen, was op het beton droge stro neergelegd. We waren daar met 40 à 50 mensen. Ik had mijn hondje niet afgegeven bij de dierenopvang in een hok naast de fabriek. Daar zaten ook grote honden, dus dat vond ik te gevaarlijk voor mijn puppy. Maar het mocht natuurlijk niet en als hij wat onrustig werd, hield ik in het stro zijn bek dicht.
Na een week trokken we verder; over de Veluwe. Uiteindelijk kwamen we terecht in Baarn; daar hebben wij 9 maanden doorgebracht. Eerst bij een melkboer in de Turfstraat, maar de vrouw van de melkboer kon er niet tegen dat ik altijd na de maaltijd de kruimels van de tafel op at. Maar ja, je had voortdurend honger. Er kwamen spanningen. Ook door het gebrek aan eten. Zij hadden zelf twee kinderen en hadden gedacht dat we een paar weken zouden blijven, maar het werden maanden. Dat ging wringen. Mijn zuster kreeg verkering met een buurjongen, een politieagent, en is daar gaan wonen. Later zijn ze getrouwd. Een evacuatie-liefde. Zij zijn niet meer mee terug gegaan naar Arnhem.

Verrek, dat is mijn vader!

Na een aantal maanden zijn we zelfstandig gaan wonen in Baarn. Ik heb daar vandaan nog een fietstocht gemaakt naar Ruinerwolde in Drenthe om eten bij elkaar te sprokkelen. Meer dan 100 km. Ik was 15, maar voelde me verantwoordelijk om voor eten te zorgen. Onderweg zag ik een man met zijn overleden vrouw op een handkar voorbij komen. Dat blijft je bij.
De fiets had geen banden, maar een stuk tuinslang. Het was bar koud. Verschrikkelijk. In de polder bij Eemnes was het erg koud door die koude wind uit het oosten. Eerst naar mijn buurjongen uit de Van Beuningenstraat in Arnhem, die naar Hattem was geëvacueerd. Toen samen naar Ruinerwold en terug. Onderweg was de tuinslang op. ’s Nachts, als ik slecht slaap, hoor ik nog wel eens het geknars van die velgen over het zand. Van een fietsenmaker in Doornspijk kreeg ik een nieuw voorwiel.

De oorlog had niet veel langer meer moeten duren of we waren van de honger gestorven

De honger in Baarn werd erger. Met mijn moeder maakte ik bedeltochten naar Amersfoort en Leusden. Alles te voet en het was een eind weg. Soms kreeg je wat. Meer bij de kleine boeren dan bij de grote overigens. De oorlog had niet veel langer meer moeten duren of we waren van de honger gestorven.
Op het laatst zei mijn moeder dat ik maar op bed moest blijven liggen, dan gebruik je het minste energie. De bevrijding kwam net op tijd. Na de capitulatie stonden wij in Baarn op 7 mei 1945 naar de Canadese intocht te kijken; net als enige Duitse soldaten met hun fiets. Zij waren nog niet ontwapend, dus met een geweer op de rug. Dat vond ik toch zo vreemd!

Perfecte administratie in oorlogstijd!

Op 8 mei stond ik in de tuin en kwam er een in mijn ogen Canadese militair langs mij heen. Ik groette hem met: “Good morning”. De militair zei ook good morning en ging door de geopende tuindeuren naar binnen en omarmde mijn moeder. Ik dacht toen: “Verrek, dat is mijn vader”! Wij hadden elkaar helemaal niet herkend. Ik was 16 en niet langer 11. En hij had een kaki uniform aan en niet zoals vroeger het groene Hollandse. Het was een rare, emotionele gewaarwording. Mijn vader was inmiddels bij de prinses Irene Brigade ingedeeld en lag met de Staf van Prins Bernhard in de Willem III kazerne in Apeldoorn. Op het gemeentehuis daar, konden ze hem ons adres in Baarn doorgeven.
Perfecte administratie in oorlogstijd!

Het duurde een tijd voordat die vreemde man weer mijn vader was

Toch heeft de oorlog het huwelijk van mijn ouders ontwricht. Mijn vader was 42 toen hij in Engeland aankwam. Het was een eerlijke man. Na de oorlog biechtte hij per brief bij mijn moeder op, dat hij in de oorlogstijd in Engeland een verhouding had gehad.

Hij was 42 en in den vreemde; morgen kun je dood zijn; leven ze in Nederland nog?

Nu zouden wij daar meer begrip voor hebben. Maar toen niet. Mijn moeders wereld stortte in en zij kon het hem niet vergeven. Mijn zusters en ik trokken natuurlijk partij voor mijn moeder waar wij de afgelopen 5 jaar zoveel mee hadden doorgemaakt. Wij hoefden hem niet meer. Wij hadden honger en narigheid meegemaakt en hij had daar een goed leven in Engeland.
Later toen ik zelf getrouwd was, dacht ik daar anders over. Hij was 42 en in den vreemde; morgen kun je dood zijn; leven ze in Nederland nog? Een feestavond; dansen en een pilsje. Ik kon het me wel voorstellen. Ik heb het hem zeker vergeven.
Vijf jaar is te lang voor een kerel om uit een huwelijk weg te zijn. Ook voor mij. Ik was de enige man in huis geweest en nu begon die vreemde man zich te bemoeien met bijvoorbeeld, hoe laat ik thuis kwam.
Het duurde een tijd voor die vreemde man mijn vader weer was. Het gevolg van de oorlog. Mijn ouders zijn wel bij elkaar gebleven.
Weer terug in de Van Slingelandtstraat heb ik met mijn vrouw in de vijftiger jaren, nog 8 jaar bij hen ingewoond. We hadden onderling een hele goede relatie. Ook mijn vrouw kon het uitstekend vinden met haar schoonouders. Mijn vader was vroeg gepensioneerd en was veel thuis.
Hij genoot van zijn twee kleinkinderen en ook van het volkstuintje dat ik voor hem geregeld had. Misschien was het wel een geluk voor mijn ouders dat wij daar inwoonden, hadden ze afleiding en waren ze niet voortdurend op elkaar aangewezen. Gehorig was het huis wel.
Als ik woorden had met mijn vrouw in de bovenkamer en ik moest via de huiskamer beneden naar mijn werk, dan kreeg ik van mijn moeder op mijn kop. Tussen mijn vader en moeder is het nooit helemaal goed gekomen. Bij het minste of geringste wierp mijn moeder hem het verleden voor de voeten.
Dat had die man niet verdiend.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *