Politiebureau Oosterbeek 1944

Het gezin Hobé woonde in 1944 in het Oosterbeekse politiebureau aan de Utrechtseweg vader, moeder, dochter Ans 10 jaar en zoon Henk 8 jaar. De heer Hobé was conciërge van het politiebureau en op woensdagmiddag, donderdag, vrijdag en zaterdag ook badmeester in het gemeentelijk badhuis op de Schoolstraat. Voor de evacuatie was het best moeilijk, de Duitsers gingen Joden ophalen in 1942/43. Mijn vader vertelde later, dat als ze dat wisten, dan werden de Joden gewaarschuwd, wegwezen. Mijn moeder en hulp Gerrie assisteerden ook, ze maakten kantoren schoon. Moeder verzorgde ook het brood voor de arrestanten. Gerrie hielp ook in het badhuis. Op een dag kwam er een bordje op het badhuis: Verboden voor Joden. Er kwam altijd een Joodse fotografe met haar moeder, zij woonde op de Paul Krugerstraat. Mijn vader verstopten hen achter de wasmachine in de keuken van het badhuis, als dat nodig was. Die fotografe heeft ons gezin uitgenodigd in haar tuin, daar heeft ze foto’s van ons gemaakt, die heb ik nog. (deze foto van 10-07-1943 staat boven het verhaal).

ABM voormalig politiebureau (682x1024)  Voormalig politiebureau Oosterbeek
Slag om Arnhem
We moesten tijdens de slag om Arnhem de kelder in. Mijn vader had cokes in de kelder liggen, die was in de aanbouw achter het politie bureau. Op de brokken cokes werden matrassen gelegd. Er kwamen ook agenten bij ons die geen kelder hadden. Het was heel vol, we hebben er wel een week gezeten. Op een gegeven moment kwamen er Duitsers, die zeiden jullie moeten eruit. Er werd besloten dat we zouden blijven, we moesten toen heel stil zijn, mochten niet meer praten, daar werden we heel bang van. Als het rustig was, dan gingen ze boven koken. Bovenaan de trap was een kraan en daar waren toiletten.
Toen we in de kelder van het politiebureau zaten, is er een voltreffer op ons gebouw gevallen eentje links van het torentje en later nog één rechts. Mijn moeder werd op slag doof van de enorme knal, we moesten heel hard tegen haar schreeuwen.

We sliepen boven op de deel op strozakken

Evacuatie
Op een dag moesten we weg. De fietsen werden volgeladen met kleding en dekens, we moesten vreselijk ver lopen. Mijn vader had een groentetuintje en daar had hij konijnen, die heeft hij de vrijheid gegeven. Aardappels werden meegenomen. Op de Dreyenseweg daar lagen veel dode militairen. Mijn vader zei: “Nu moet je voor je uit kijken”. Er liepen veel mensen op die weg. Verder ging het over de Harderwijkerweg, we kwamen in Otterlo, daar werden we doorgestuurd naar Harskamp. We werden geregistreerd in een school en iemand bracht ons lopend naar een boerderijtje. Het was een vrijgezelle boer, zijn nichtje kookte voor hem en deed het huishouden. Die boer was niet blij met ons een gezin met twee kinderen. Alles ging zoveel mogelijk buiten ons om. Mijn vader heeft wel geprobeerd hem te helpen, maar hij kon het daar niet goed vinden. Mijn moeder heeft het onbewust goed verpest. Mijn moeder kookte graag en vroeg het nichtje: “ ik wil ook wel een keer koken”. Zij deden karnemelk in de andijvie stamp, dat vond ik vies. Toen mijn moeder gekookt had, gaf die boer haar een compliment. Het nichtje werd zo boos ze zei: “Zij eruit of ik eruit”.
We sliepen boven op de deel op strozakken. Ik kreeg geelzucht toen kreeg ik een bed van het Rode Kruis, daar heb ik zes weken in moeten liggen.
In de lente werd het bakhuisje schoon gemaakt en woonden we daar. We konden niet naar school die was gevorderd door de Duitsers, we mochten daar niet komen.
We deden ook boodschappen brood kopen met bonkaarten en zo, dan zag je gelijk andere evacues, soms uit Oosterbeek. Zondags gingen we naar kerk, mijn ouders gingen in Oosterbeek zelden naar de kerk, maar nu had je daar ook aanspraak.
Mijn moeder maakte voor mij een katoenen zakje, daarmee ging ik met vriendinnetjes langs de boerderijen voor een paar centen of voor niks kregen we een handvol rogge of tarwe. Onderweg kwamen er weleens vliegtuigen over, die bestookten de Duitsers in kamp “De Harskamp”. Ik was dan erg bang zonder ouders, we moesten dan plat bij de sloot gaan liggen.
Mijn moeder kookte de rogge dan met water, roggebrood, gelukkig geen pap daar rilde ik van.
Mijn vader is een paar keer naar Oosterbeek terug geweest en heeft de koffiemolen meegenomen om de rogge te malen. Ik vroeg mijn vader eens breng je mijn pop mee. Hij zei: ”Kind dat kan niet, want ik heb weckflessen bij me”. Ik stond te kijken of mijn vader al terug kwam, ik realiseerde me nooit dat het fout kon gaan, hij had de pop op zijn stuur vastgebonden. Ze gingen ook wel met meerdere mensen, want je mocht daar niet komen, het was “Sperrgebiet”, zo konden er op de uitkijk staan. Mijn moeder is ook wel eens mee geweest ons hadden ze alleen gelaten. Met de fietsenmaker uit Harskamp heeft mijn vader een fiets in elkaar gezet voor mij, met houten banden.
Er was een modelboerderij in Harskamp, daar waren veel Oosterbekers, daar ging ik spelen met vriendinnetjes. We gingen ook wel stiekem de koeien melken, kwajongensstreek, we hadden niet echt honger, maar eten was mondjesmaat. Mijn oma en twee zussen van mijn moeder zaten in Otterlo. Mijn oma had tien kinderen, ik heb nog een brief die ze hier schreef op 21 januari 1945 aan haar zoon Ed in Groningen. (Red. Zie hier onder een gedeelte uit die brief)
We liepen naar Otterlo en dan mochten we blijven logeren. Daar kwamen die trekkers uit Rotterdam en omstreken op hongertocht, die mochten daar overnachten. Dan lagen we op het stro in de schuur, die Rotterdammers vertelden moppen, dan hadden we veel plezier. Oma werd ziek is naar het noodhospitaal in het Kröller Müller museum gebracht, daar is ze overleden, ze was 63 jaar.
We hadden een klein kacheltje, die werd gestookt met eikenhakhout bij de boerderij vandaan. Mijn vader verstopte zich daar, hij moest werken voor de TODT, loopgraven maken in Veenendaal. Hij wilde daar niet aan mee werken.

ik kreeg van al die jongens een paar sigaretten mee

Bevrijding
We zaten op de deel van de boerderij de meest veilige plaats, er was geen kelder. Er kwam een Duitse soldaat de deel oplopen, hij wilde verstopt worden. Mijn vader zei: “dat kunnen we niet doen, er zijn hier kinderen en er is een boer het is veel te gevaarlijk als er gevochten gaat worden”.
Op een dag kwamen de Canadezen voorbij de boerderij, dat was vreselijk fijn. Mijn moeder ging meteen naar mijn tantes. Mijn vader heeft mij zo gek gekregen dat ik naar de Canadezen ging. Hij zei: Annie wil jij eens naar dat kamp gaan, dan moet je vragen, of je sigaretten mee mag nemen. Ik erheen, ze hadden de grootste lol, ze zeiden ja, maar dan moet jij wel roken, anders geen sigaretten. Ik vond roken helemaal niet leuk, maar daarna kreeg ik van al die jongens een paar sigaretten mee. Mijn vader was er zo blij mee.
De vlaggen gingen wel uit, maar er was geen optocht of zo. In Oosterbeek hebben we op 31 augustus, de verjaardag van Koningin Wilhelmina feest gevierd, er was van alles georganiseerd. Ik kreeg een lange jurk met pofmouwen aan die mijn moeder had gemaakt van verbandgaas. Toen mocht ik op zo’n platte wagen met paarden ervoor het dorp door, prachtig vond ik het.

Terug in Oosterbeek
Wij mochten als één van de eerste terug, want het politieapparaat moest worden opgestart. We waren zo blij, dat we Harskamp achter ons konden laten, het was haast euforisch en de oorlog was afgelopen natuurlijk. Ik weet nog dat er een meisje, het was een moffenmeid werd meegenomen, ze was kaal geschoren en had wat plukken haar, ik vond het vreselijk, vreselijk. Ik wist helemaal niet wat die meiden met die moffen deden.
Van het leger kregen de agenten tenten, die werden op de gaten in het dak gelegd. Wij woonden in het huis achter het politie bureau op de Jan van Emdenweg, in een gedeelte van die grote villa, die is er nog (2017). Links van de voordeur was een kamer en suite, daar is een klas van de MULO op het Zaaijerplein ondergebracht.

Ans en broer Henk 003

Ans en haar broer Henk

 

 

 

Ans en broer en nichtjes002

Ans, Henk en nichtjes

Ik zat op de gereformeerde school bij meester Kaspers op de Schoolstraat. De school van Kaspers was helemaal plat. Mijn vader was doodsbenauwd, want overal lag oorlogstuig. We waren eens wezen zwemmen, toen is er een kind de lucht ingevlogen. Een andere keer een kind een been eraf.

In 1945 werd ik elf jaar, ik kwam in een klas voor kinderen die naar het Lyceum mochten. Examen gedaan toen naar het Christelijk Lyceum in Arnhem met een legerbus, er was nog geen ander vervoer. In de tweede klas bleef ik zitten, van mijn vader moest ik naar de Reijenga MULO. Die was toen op de hoek van de Stationstraat in Quatre Bras.
Ik heb gezien dat de film “Theirs is the glory” is opgenomen op de Weverstraat in 1945.
Een veteraan die bij ons logeerde vertelde dat de Engelse parachutisten een jack met een flap droegen, die ze voor het springen tussen hun benen moesten vastmaken, zodat het jack blijft zitten. Met de terugtocht over de Rijn hielden ze die flap vast van degene die voor hen liep, terwijl er links en rechts van hen werd geschoten door de Engelsen/Polen, als afleidingsmanoeuvre.

Herdenking
De schoolkinderen kregen twee graven te verzorgen na de oorlog, één unknow en één met een naam erop. Er kwam iemand bij ons die zei: Ik heb mensen te logeren, die mevrouw is de moeder van de jongen, waarvan jij het graf verzorgt. Ze willen graag kennis met je maken. Ik kende nog weinig Engels, ik zat pas op het Lyceum. Ik vond het oude mensen, ook hun schoondochter en kleinzoon waren erbij. Het jongetje kon net lopen, die vrouw was zwanger toen haar man stierf. We gingen samen naar het kerkhof, dat waren toen nog van die zandheuveltjes met een wit kruis erop. Ik was eigenlijk angstig, verbaasd, als je 13 bent kun je je nog niet indenken hoe dat is, ik voelde wel dat het heel emotioneel voor hen was.
We hebben later regelmatig Engelse veteranen als gasten gehad, eentje zei eens: “ Ik liep langs de hoofdweg en jullie zaten in de kelder”, dat vond hij heel apart.

Colin Fowler Molly 2004005 Colin Fowler dec 1944004 (591x800)
Colin Fowler en zijn vrouw Molly zijn vaak bij ons te gast geweest (foto 2004). Hij was een jaar of 20 in 1944, hij maakte de terugtocht vanaf het oude kerkje bij de Rijn. Wij zijn ook bij hen geweest in Engeland. We hebben met hen een tocht door Schotland gemaakt. Ze zijn nu overleden. Ik heb nog contact met een dochter.
Ik heb 68 keer de Airborne wandeltocht gelopen en wil dit jaar weer graag lopen. Dat vind ik belangrijk, ik wil blijven herdenken.

Passages uit de brief van mijn oma aan haar zoon in Groningen.

Otterlo, 21 Januari 1945

Beste Ed,

Van de week je brief ontvangen met bonnen, de eerste brief niet ontvangen.
Wij hebben lucifers gekocht voor 9 gulden per pak, 3 pakken. En 10 gulden toe voor 1 mud aardappels, maar we hadden wat. Steeds lopen wij de dorsmachines na voor rogge en krijgen daar nog weleens wat, hier en daar 5 pond en zoo helpen we ons. Kou hoeven we niet te lijden, steeds wordt er hout voor ons aangevraagd.
Hier vliegen steeds V I ’s en laten wel eens een bom vallen. Van de week kwamen hier weer Duitschers ’s nachts aankloppen en gaan dan ook weer weg en vragen om paard en wagen, wat ook verdwenen is. Overal is honger en ellende.
Wanneer zullen wij elkander weer zien, dat vraag ik mij elken dag af en word dan verdrietig. Het duurt ook zoo lang, verder vele groeten van allen en een kusje van Rietje, het kind is ook heel uit haar doen.

Met vele groeten van je moeder
en verdere familie.
Van de week nog paardenvlees gekocht voor 4 gulden per pond, het beest van Fluit was gevallen en meteen uitgepond. Het smaakte fijn hoor.

Dag en tot ziens
hoop ik.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *