Mijn pop ‘Fietje’ zat op de koplamp van een Duitse auto

Ik kom uit een gezin met vader, moeder, een zeven jaar oudere broer (Joop) en ikzelf (Bep).
Mijn vader was zelfstandig kleermaker, tailleur heette dat toen. Mijn moeder was huisvrouw. Onze situatie was wel bijzonder. Mijn moeder was een mooie vrouw, die graag met haar vriendinnen uitging, altijd goed gekleed; daar zorgde mijn vader voor. Ze had minder aandacht voor mij. En dat was wel nodig, want ik had slechte ogen, ik kon niet veel zien en mijn broer paste daarom veel op mij.
Omdat mijn moeder minder aandacht voor mij had, bemoeide mijn vader zich veel met mij. Hij zag in dat ik gewoon naar school moest en mij moest ontwikkelen. Hij lette op of mijn broer goed op mij paste, zorgde ervoor dat ik naar school kon etc.
Mijn moeder werd aan het begin van de oorlog ziek. Ze kreeg reuma en iemand zoals zij vond dat heel moeilijk te accepteren. Ze werd kwaad door de pijn, zo was haar karakter. Ze lag veel op bed voor het raam. Ze kreeg psychische klachten en uiteindelijk overleed ze in april 1944. In die periode lag mijn vader in het ziekenhuis met nierklachten en was ook nog overspannen. Mijn broer moest toen de begrafenis regelen en samen met hem heb ik mijn moeder naar haar laatste rustplaats gebracht. Dat was heel ingrijpend voor ons allebei. Ik was toen 11 jaar en mijn broer 18 jaar.
Toen de oproep kwam om te evacueren, was ik alleen met mijn vader, want mijn broer was ondergedoken. Ik denk dat hij anders in Duitsland had moeten werken. Ik weet hier niet zoveel van.
Mijn vader gaf niet zoveel informatie over wat en waarom. Hij spaarde mij, terwijl hij zelf ziek was.
We pakten wat kleding en mijn pop Fietje bleef thuis. Fietje was mijn allerliefste pop, die ik had gekregen van een leerling van mijn vader. Zij naaide ook de kleertjes voor de pop. Ik heb Fietje naar haar vernoemd.
We zijn naar Rheden gelopen en zijn daar een poosje verbleven bij de familie Stemerdink. Terwijl wij in Rheden verbleven, zijn mijn vader en ik een paar keer terug gegaan. Hij was zijn medicijnen vergeten en ons kanariepietje was nog thuis. Ik heb Pietje in zijn kooi onder mijn cape meegenomen naar Rheden, want we wisten niet hoelang de evacuatie zou duren. Ook heeft mijn vader zijn naaimachine van de naaitafel geschroefd en naar kennissen in Velp gebracht. Hij was bang dat de Duitsers zijn broodwinning zouden stelen.

Mijn pop zat op de koplamp van een van de auto’s

Terwijl we in Rheden langs de grote weg liepen, kwam er een militaire colonne langs. Ik zie het nog voor mij: Ze reden langzaam en ineens zag ik mijn Fietje! Mijn pop zat op de koplamp van een van de auto’s. Ik schreeuwde het uit! Hoe konden ze! Het was mijn Fietje. Ze had een jurkje aan en aan haar benen zaten mooie lakschoentjes. Het was veel te koud voor haar zo buiten en wat deden die Duitsers met mijn Fietje! Mijn vader maande mij mijn mond te houden. We mochten niet opvallen. Wie weet zouden ze stoppen en boos op ons worden.
Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik nog precies hoe Fietje daar op de koplamp zat. Ik had maar een gedachte: Het was een ramp!
Vanuit Velp zijn we naar Goor gegaan. Daar woonden de dames Polman. Dat waren dochters van een vriend van mijn vader en zij wilden ons graag helpen. We zijn lopend naar Goor (Overijsel) gegaan met ons kanariepietje en soms konden we een eindje op een kar meerijden. De twee zussen waren ongetrouwd en werkten. De een was onderwijzeres, de ander verpleegster.
Het leven konden we weer wat oppakken. Mijn vader ging daar kleren naaien en had af en toe betaald werk. Van de onderwijzeres kreeg ik privéles. Ik moest van haar huiswerk maken en ze was heel streng. Schrijven, rekenen en ook Engels leren, want dan kon ik na de oorlog de bevrijders bedanken!
Verder hielp ik in die periode met het huishouden en boodschappen doen. Ik had een kamertje aan de voorkant van het huis en moest ’s avonds al om zeven uur naar bed. Zelfs Pietje had een eigen plekje op het dressoir. Ik weet nog dat ik op een dag Pietje’s kooi moest schoonmaken. De keuken was heel koud en Pietje ging daarna snel dood; hij moet kou gevat hebben. We vonden het heel erg en we hebben hem begraven in de tuin van de familie Polman; verpakt in kleermakerswatten in een sigarenkistje, zodat hij het niet koud zou hebben.
De dames Polman zijn meer dan goed voor ons geweest. Ze gaven ons onderdak en zij zorgden ervoor dat ik verder kon leren.
De bevrijding was fijn, we voelden ons opgelucht, maar er veranderde niet meteen veel. We konden nog niet naar huis en zijn nog een aantal weken gebleven.
Tijdens de evacuatie hadden we geen contact met mijn broer, maar mijn vader moet geweten hebben waar hij was. Nadat de oorlog was afgelopen kwam hij langs in Goor en is daarna samen met mijn vader naar ons huis gegaan om alles weer op orde te brengen.

In de beste kamer was gepoept op ons mooie vloerkleed

Het huis was vervuild, veel huisraad was gestolen of niet meer bruikbaar en in de beste kamer was gepoept op ons mooie vloerkleed. De naaimachine van mijn vader werd ook opgehaald. Wat bleek….. het huis van de kennissen waar de naaimachine was ondergebracht, had een voltreffer gekregen. De naaimachine was wel beschadigd, maar deed het gelukkig nog wel. De tafel met het trapgedeelte van de machine stond nog thuis en was niet beschadigd en dus kon mijn vader zijn werk weer oppakken.
Voor de oorlog had hij een grote voorraad fournituren verzameld en deze was niet gestolen. Dat was een opluchting, want er was bijna niets meer te krijgen en wat te koop was, was van een slechte kwaliteit.
In het begin was het repareren, keren en vermaken van kleding en van oud nieuw maken. Maar het lukte mijn vader om opnieuw te beginnen.
Ik ging terug naar school en ging naar de Mulo, maar doordat ik niet goed kon zien en daar geen aandacht aan besteed werd, lukte de Mulo niet. Uiteindelijk ging ik naar de huishoudschool en dit ging prima, maar ik vond er weinig aan.
Hoe het mij veranderd heeft? Mijn vader is erg belangrijk geweest in mijn leven en ik leerde veel van hem. In het begin was het moeilijk om met Duitsers geconfronteerd te worden, maar dat veranderde met de jaren. Ik voel me nog altijd ongemakkelijk als ik mensen ontmoet in militaire uniformen.
Ik denk nog steeds veel aan mijn vader, hij heeft het heel moeilijk gehad en moest naast zijn werk de opvoeding alleen doen. Ik denk nog altijd met veel respect aan hem terug.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *