Met de autoped ‘bietsen’ in de Betuwe

Ik was 7 jaar toen de oorlog begon. Mijn vader was in dienst in Amersfoort. Hij kreeg bevel om naar de Grebbeberg te gaan. Dat duurde 14 dagen. In die tijd werd mijn moeder steeds stiller.
Als jongens stonden wij aan de Dorpstraat toen de militairen terugkwamen. Bewaakt door Duitsers.
Vlakbij mij stond een vrouw wier zoon ook op de Grebbeberg had gevochten. In de stille rij maakte een soldaat een gebaar naar haar, dat haar zoon gesneuveld was.
Na die 14 dagen kwam mijn vader thuis. Het leven werd weer ‘normaal’.

Mijn vader kreeg de keus om voor de Todt (*)  te gaan werken of om naar Duitsland te gaan

Mijn broer en ik gingen vaak ‘bietsen’ in de Betuwe. Met de autoped reden we over de Veerweg naar het pontje. De banden van die autoped waren volkomen versleten en daarom had mijn broer (9 jaar) ze met hooi opgevuld. De boer, waar we melk en boter kregen, wilde die autoped hebben. Maar wij niet en razendsnel smeerden we ‘m. Bij het pontje was het altijd spannend: Stonden er Duitsers of niet?
Aan de Zijkerkstraat was een weilandje van Ritman (bloemenzaak). Daar graasden geiten. Wij speelden er vaak. Op een dag werden we aangesproken door agent Nauta. Of we maar op het politiebureau wilden komen. Bars vroeg hij hoe we de geit hadden dood geslagen. Wij wisten van niets.
Nu denk ik: De ondergrondse?
Mijn vader kreeg de keus om voor de Todt (*)  te gaan werken of om naar Duitsland te gaan en in een fabriek te werken. Hij koos voor de Todt om dicht bij zijn gezin te blijven.
In ons dorp waren twee Duitse kappers. Op een dag waarschuwden ze om niet naar de voetbalwedstrijd in Wageningen te gaan, want er zou een razzia komen. Ik ging wel. Opeens waren de Duitsers er. Iedereen moest naar buiten door poortjes; zo haalden ze alle mannen er uit. Een aantal had zich onder de tribune verstopt. Maar ook die werden gevonden.
Bij dr. Onderwater stonden coniferen langs de straat. Ik zat daar soms onder, om naar de vliegtuigen te kijken die overvlogen. Ik telde ze; in groepen van 6 gingen ze naar Duitsland. Je besefte toen niet dat die jongens hun dood tegemoet gingen. Bij de Keijenbergse beek en bij Oranje Nassau’s Oord zijn vliegtuigen neergestort. We gingen dan kijken en namen scherven mee.

(*) Todt: In het kader van de Arbeitseinsatz werden mensen aan het werk gezet voor de Duitsers.

We kunnen een Schnapps drinken

’s Morgens op 17 september 1944 vielen de bommen op Wolfheze en Deelen. We hoorden het fluiten van de bommen die over kwamen. Ik stond vlak bij mijn vader omdat het zo angstig was. Na de sirene was er een poos rust; rare rust. Om 13.00 uur hoorden we monotoon gebrom dat steeds meer aanzwol. nbm-175289Vliegtuigen, steeds meer vliegtuigen en parachutisten.
We gingen naar het Dorpsplein; daar waren Engelsen: Het was feest!
In Café Born waren Duitsers ingekwartierd en ook een Oostenrijker. Die zei tegen mijn vader: “We kunnen een schnapps drinken, de oorlog is afgelopen”.
Mijn vader ging naar de hei om te kijken. Hij kwam terug met een parachutegesp; hij wist toen niet wat het was. Dagen lang zaten we in de kuil achter het huis op Kerksstraat 38 Renkum. Kanonnen schoten. Ook ‘s nachts zaten we in de kelder. Je lag daar op stro. Ik sliep naast Annie Bosveld, een meisje van 20 jaar. Spannend voor mij als jongen!
Plassen deden we op de weckpot, maar als je wat anders moest, rende je naar de wc. Als je door het raampje naar buiten keek, zag je de granaten over en weer gaan met vurige strepen aan de lucht.
De volgende dag repareerden vader en zoon van Emmen hun dak. Terwijl ze bezig waren werden ze getroffen, allebei dood. In de patatzaak van nu (hoek Kerkstraat) was toen het kaaswinkeltje van Cohen. Ik ging daar geregeld boodschappen doen. Het viel me op dat de schappen van hun winkeltje steeds leger werden. Toen opeens waren de Cohens weg. Hun dochters hebben zich later verdronken, omdat ze nergens naar toe konden.
Mijn ouders hadden een pension.Op een nacht werd ik wakker. Er was een Joods meisje dat achterna werd gezeten. Ik moest onmiddellijk terug naar bed; mocht niets zien. De volgende morgen was het meisje weg. Ik zie dat angstige meisje nog zo voor me.
Vanaf 19 september reden er platte boerenwagens over de Kerkstraat. Erop gesneuvelde Engelse jongens. Om en om gestapeld. Terwijl ze langs reden zag ik hun benen schommelen. Ik vraag me af waar die jongens zijn gebleven? Ze zeggen naar het lijkenhuisje naast Dr. Boerma, maar het waren er zoveel.

Op een keer vonden we een nest eieren

Wij trokken naar mijn grootouders in Bennekom. Om 10.00 uur hoorden we ineens granaten fluiten.
Op 200 meter afstand zagen we alle bomen afknappen. We renden naar de kleine schuilkelder, zo hard dat we onderweg onze klompen verloren.
We moesten weg uit Bennekom en gingen naar Leersum. Bij een familie waar ook een Jood was ondergedoken. Met ons gezin erbij was het lastig met eten en slapen.
Vervolgens naar een boerderij in Woudenberg.
Toen er een vliegtuig over kwam gooide mijn broer een stok op dat vliegtuig. Het vliegtuig draaide en kwam terug. Mijn broer schrok vreselijk. De piloot zag dat mijn broer een jochie was en ging verder. In de winter moesten we waterknollen plukken. We liepen op klompen met dikke sneeuwklonten eronder. Die klompen moesten we elke zaterdag witten. Wat had ik daar een hekel aan! Ze waren zo weer vies.
Op een keer vonden we een nest eieren! Ik rende naar de boerderij, vertelde wat we gevonden hadden.
De boer haalde ze meteen op. Mijn vader was woest en zei: “De volgende keer vertel je het alleen aan mij”! Toen vonden we weer een nest. Ik meteen naar mijn vader en hij slurpte al die rauwe eieren op!
De boerenfamilie had goed te eten; wij kregen elke dag één kom met eten. Brood werd klaar gemaakt.
Mijn broer en ik hadden erg honger rond ‘broodtijd’, maar we moesten wachten tot alles klaar was. Als het zover was ging de boer rustig zijn nagels schoon maken; daarna las hij een stuk uit de bijbel en wij maar kijken naar dat brood. Voor de kachels haalden we boomstronken uit het bos. Die moest je dan stuk hakken, maar dat deden we niet altijd. Al snel ging het dan mis.
’s Nachts sliep je onrustig: Je hoorde de V1 en V2 ‘s overkomen.
De boerderij lag dicht bij de spoorlijn. Daar lag een viaduct over dat gebombardeerd werd. Vaak kwamen de bommen een eind verder neer.
Wij moesten elke zondag met mijn moeder mee naar de mis in Hotel De Witte Holevoet.
Van Woudenberg gingen we naar boer Blauwdraad in Scherpenzeel. We zaten daar in het kippenhok en ervoor lag een loopgraaf. Ook deze boer had genoeg te eten en wij kregen elke avond één pannetje met eten. Op een nacht overviel het verzet de boer en nam zijn hele voorraad mee.

Als ik onrust voel ga ik naar het Oosterbeekse kerkhof

Het woord bevrijding betekende niet zoveel voor mij als jongetje van 12; wel dat we weer naar huis konden. De boer zei: “Trek vanaf hier het bos door dan kom je in bevrijd land”. We gingen met de bakfiets en kwamen bij een weg waar Canadese tanks stonden. We kregen sigaretten en chocola! We hebben onszelf dus bevrijd!
Van Scherpenzeel liepen we naar Barneveld. Daar bleven we 2 weken en toen naar Renkum! Toen we thuis kwamen wapperden de gordijnen naar buiten: Al het glas was er uit en we hadden niets meer.
Mijn ouders haalden meubels bij de HARK (*).
Ik ging naar de lagere school en heb 4 klassen gedaan. Daarna ging ik naar de ULO. Dat was in een noodgebouw aan de Dijkgraafseweg in Wageningen. Met Kareltje Böhmer was er vaak competitie: Wie is de beste van de klas? Daarnaast was ik een fanatiek voetballer.
Op mijn 16e ben ik gaan werken en ’s avonds ging ik naar de avondschool. Op mijn 28e was ik procuratiehouder. Dat betekende niets voor me, hoe gek het ook klinkt.
Toen ik op een keer de Duitse directie over ervaringen in Rusland hoorde praten heb ik ontslag genomen. Al snel had ik een andere baan. Ik werkte o.a. als hoofd debiteuren en later als hoofd accountmanagement bij het Ministerie van Landbouw en Visserij.
Met 56 jaar ben ik in de VUT gegaan. Op verzoek werkte ik nog 1 dag in de week. Daar ben ik mee gestopt toen de sfeer op het werk verslechterde.

Door de oorlog weet ik hoe betrekkelijk alles is. Als ik onrust voel, ga ik naar het Oosterbeekse kerkhof. Daar word ik altijd rustig van.

Mijn vrouw heb ik jong leren kennen op de fabriek waar we allebei werkten.
We hebben twee dochters waarvan er één helaas in maart 2013 is overleden.

(*) HARK = Hulp Aktie Rode Kruis

 

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *