Geen fijne herinneringen

Op vrijdag (de 15e september) begon mijn vader een schuilkelder te graven. Iedereen lachte hem uit, maar op dinsdag (de 19e) zaten wij er in. Ons hele gezin, mijn vader en moeder, mijn twee zussen en twee broers en ik (toen 22 jaar oud). Onze boerderij lag vlak tegen de dijk in Driel. De Duitsers zaten op de stuwwal van Doorwerth en schoten over de Rijn naar beneden op de Engelsen in de Betuwe bij Driel. We zaten er midden tussen.

Onze boerderij kreeg negen voltreffers

Onze boerderij kreeg negen voltreffers. Alle ruiten lagen er uit en er zat een groot gat in het dak. De slag om Arnhem was op zondag de 17e begonnen, heel plotseling tijdens de kerkdienst. Het werd een angstige week. De schuilkelder had geen wc en als je buiten kwam, had je daar de Duitsers en dáár de Engelsen (en de Polen). Op maandag (de 25e) zijn we geëvacueerd. Je kon niets meenemen, alleen de kleren die je aanhad. Je kon niet eens het huis in om iets van boven te halen. Het huis was kapot. Mijn vader had nog wel wat spullen, gewikkeld in doeken, begraven op het erf, maar veel bleef achter in het kapotte huis. Voor mijn vader was het verschrikkelijk. Hij was boer en zijn fruitbomen hingen vol, klaar voor de oogst. De dieren hebben we buiten vrij gelaten.

De dieren hebben we buiten vrij gelaten

Op de platte wagen, met het paard er voor gespannen, vol met oude en zwangere vrouwen, en wij met de fietsen er achter aan, vertrokken we. Via de achteruitgang van het erf, want op de dijk werd geschoten. Via Elst, daar heb ik nog in een droge sloot gelegen vanwege het luchtalarm, kwamen we in Herveld (10 km zuidelijker van Driel) bij mensen die we helemaal niet kenden. Daar waren we met 23 man op een boerderij. We sliepen in het hooi; gewoonste zaak van de wereld. Overdag hielpen we de boer met brood bakken, kool van het land halen, aardappels rooien, eten koken, de was doen en alles. We maalden rogge en karden boter, allemaal clandestien natuurlijk. Mijn broers zijn nog terug geweest naar Driel om kleren op te halen. Het leven op die boerderij was best vertrouwd, maar we konden er niet blijven, het was te vol. Mijn broers bleven achter in Herveld, maar met zussen en ouders zijn we half oktober vertrokken en kwamen we na een lange tocht via een school in Lent en een kamp Nistelrode, in Oss, bij de ouders van kennissen die met ons samen reisden. Mijn fiets is ergens achtergebleven, ik weet niet meer waar. Over de Waal werden we getransporteerd door Engelse militairen. Oss was bevrijd gebied. Ik heb er nadien tijdens ons verblijf tot na de bevrijding in mei 1945 geen militairen meer gezien. Op het eerste adres in Oss zijn we maar even geweest. Het waren geen aardige mensen. We zaten de hele dag in de schuur met één petroleum pitje te blauwbekken. Op het tweede adres in Oss werden we ontvangen door de Mulders. Mevrouw Mulder zag er heel streng uit, helemaal in het zwart en met een norse blik. Toch bleken de Mulders heel aardig. We hadden een hele etage en ik sliep, samen met twee zussen in één bed. Prinsheerlijk. Mijn vader had van het evacuatiebureau geld gekregen voor een bijdrage voor het verblijf bij de Mulders, maar mijnheer Mulder wou het niet aannemen. ”Dat wil ik niet hebben”, zei hij, “Jullie zijn al alles kwijt. Hou het maar”. Mijn broer kwam eens uit Herveld, met een half varken. Omdat we geen zout hadden, moest ik met het vlees naar de winkel toe om een deel te ruilen tegen zout. Zo zijn wij de winter door gekomen. Wij zijn 7 maanden in Oss geweest en de Mulders zijn na de oorlog vrienden gebleven. Het leven in Oss was niet slecht, we hadden onderdak en genoeg te eten. Bovendien was je vrij. Ik kreeg gelukkig een baantje, van tien tot vier uur, bij het evacuatiebureau, dat de distributiebonnen uitgaf. Maar verder was er niets te doen. Er was geen radio, tv of telefoon (en natuurlijk helemaal geen mobiel of internet),. Er was één winkel in Oss, die alleen op zaterdag en zondag open was. Bovendien was vrijwel alles op de bon en kon je toch niets krijgen. Cafés waren niet open en je moest vanwege de duisternis ’s avonds binnen blijven. We kenden niemand in Oss, behalve één andere familie uit Driel, en je kon niet naar je eigen familie. Mijn vader had geen werk, maar ook aannemer Mulder had weinig te doen. Er werd veel gewandeld en ook gedichten geschreven. Je deed gekke dingen om je te vermaken. De Mulders hadden een spel kaarten en dus we hebben veel gekaart, maar ik had totaal geen verstand van kaarten en vond het ook niet leuk. De tijd in Oss bestond eigenlijk uit wachten en je zorgen maken over de boerderij in Driel. We hebben 5 mei nog in Oss gevierd. Oh, Oh, prachtig, dansen op de Heuvelstraat, we waren bevrijd.

We waren bevrijd

Daarna zijn we snel teruggekeerd naar Driel. De oorlog was voorbij. Je was blij. Maar de thuiskomst was ook droevig. Het huis was binnen een vochtige puinhoop.

Het huis was binnen een vochtige puinhoop

De piano stond op zijn kant voor een raam met kistjes zand erop, gebruikt als schietplek. Alles van waarde, porselein en zo, was gestolen. De begraven spullen kwamen wel weer piekfijn tevoorschijn. Alle kassen lagen plat. Mijn vader en broers repareerden het dak van de boerderij. Drie maanden nadien kwam de poes die achtergebleven was weer terug naar de boerderij. We hebben er nog 4 jaar in gewoond. Toen liet mijn vader een nieuwe boerderij bouwen en is de oude omgebouwd tot koelcel voor fruit. Ik snap nog niet dat we het er zo goed van afgebracht hebben. Geen familie verloren, geen honger. In heel Driel is alleen één jongen door oorlogsgeweld om het leven gekomen; na de oorlog bij de demontage van een bom. Toch was de evacuatie een slechte tijd. Het ergst was de armoede. Tot de slag om Arnhem hadden we het ondanks de oorlog redelijk goed. We hadden veel fruitbomen en 9 kassen met druiven, perziken, en komkommers en ook kolen voor de stook. En met ruilen kon je bijna alles krijgen. Mijn vader heeft ook veel vlees en fruit weggegeven aan mensen in de buurt en familie. We hadden ook onderduikers. Je voelde je rijk doordat je veel kon doen voor anderen. Tijdens de evacuatie moest je plotseling zelf bedelen voor onderdak en voedsel. Het was een slechte tijd. Als ik nu op televisie vluchtelingen in andere landen zie, voel ik compassie. Zij hebben nú die slechte tijd. We hebben na de oorlog nauwelijks over de evacuatie gepraat. Niet thuis in Driel en ook niet later in mijn eigen gezin in Arnhem. Ik denk er nooit meer aan. Ik heb geen trauma’s, maar het zijn geen fijne herinneringen. Je richtte je blik op de toekomst. Ook dit gesprek was niet echt fijn, maar ik vergeet alles zo snel mogelijk weer.

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *