Huilende granaten

Op 18 september 1944 werd Ben Kooijmans 5 jaar, één dag na het begin van de Slag om Arnhem. Hij woonde destijds op het adres Bato‟s Weg 12 (wat nu Van Toulon Van der Koogweg 66 is), samen met zijn vader, die politieagent was, zijn moeder, zijn jongere zusje Pommie en later ook nog een jonger broertje, Leonard. Het eerste wat hij zich herinnert is het geluid van huilende granaten, dat zal hij nooit meer vergeten. “Ben, ga naar de kelder”, riep zijn moeder vanuit de gang.
Op het moment toen Ben bovenaan de keldertrap stond en zijn moeder met zijn zusje op de arm nog in de gang, raakte een voltreffer het huis.

Een voltreffer raakte het huis

Het was een chaos van stof en glas en een hele hoek van de woonkamer was weggeslagen. Als Bens moeder ook maar iets eerder de woonkamer was binnengegaan, had alles wel heel anders kunnen aflopen.
Van 17 tot en met 25 september 1944 zat de familie Kooijmans in de kelder van hun huis, samen met de families Hendriks, Bakker en boer Wichart. Het was een grote kelder met gemetselde gewelven, dus relatief veilig. Het huis van de buren had net zo’n kelder en uit veiligheidsoverwegingen was in de tussenmuur een gat gemaakt zodat ze op die manier eventueel ook nog de kelders konden verlaten. In de beide kelders samen zaten gedurende die dagen ongeveer 16 mensen.
De moeder van Ben was in verwachting en op 25 september werd het derde kind, broertje Leonard, geboren. Er was natuurlijk geen dokter beschikbaar, dus trad oma Scheffer op als ‘verloskundige’. Ben kan zich nog vaag iets herinneren van lawaai. Mensen met zaklampen en kaarsen, daar werd hij wakker van. Dat was meteen hun laatste nacht in de kelder.

Op weg naar Kootwijkerbroek
De volgende dag, 26 september, verscheen er een Duitser met een machinegeweer: Iedereen moest naar buiten en dat was het begin van de evacuatie.
Met paard en wagen vertrokken ze: De families Wichart (eigenaar van de platte wagen), Bakker en Kooijmans.
Bovenaan de Weverstraat kwamen ze een colonne soldaten tegen met de handen in de nek en de armen hoog: Britse krijgsgevangenen; dat was een treurig gezicht.
Voortdurend zigzaggend om alle rotzooi op de weg te vermijden (uitgebrande auto’s, kapotgeschoten kanonnen en dergelijke) ging de tocht verder.
Op de hoek van de Dreijenseweg en de Van Limburg Stirumweg lag zelfs een stapel gesneuvelde soldaten. Hun witte gezichten staan in Bens geheugen gegrift.

Er lag een stapel gesneuvelde soldaten

Vader Kooijmans zat niet op de wagen; hij ging lopend met de kinderwagen, die volgestouwd was met eten. Op een gegeven moment passeerden ze hem en zwaaide hij naar Ben, dat weet hij nog goed. In de namiddag kwamen ze aan op een boerderij te Grijsoord aan de Koningsweg. Daar brachten ze de eerste nacht door.
De volgende dag ging het verder via Kootwijk naar Kootwijkerbroek, waar het gezin Kooijmans kon verblijven op de boerderij van de familie De Pater.
Vader Kooijmans hielp de boer op het land en in de boerderij.
Ben herinnert zich vooral de lekkere appeltjes die onder de bomen lagen en een agressieve haan op het erf die vaak achter hem aan liep met opgezette veren. Dan ging hij snel door het afsluitende hek zodat de haan hem niet meer kon volgen. Hier bleven ze ongeveer vier weken.
In de jaren ‘70 hebben ze boer De Pater nog wel eens opgezocht.

Recreatiepark De IJsvogel, Voorthuizen
Eind oktober vertrok het gezin Kooijmans naar recreatiepark De IJsvogel bij Voorthuizen, van beheerder/eigenaar Van der Woude. Ze zaten daar met meerdere families, onder andere Hulstein en Bakker.
In de volgende acht maanden woonden ze hier in een houten recreatiewoonwagen ‘Het Hoefijzer’, een echte pipowagen, maar wel krap en ijskoud in de winter.
Er was geen stromend water maar een pomp buiten en je bleef stoken.
Bens moeder ging met de kinderwagen brandhout halen in de omringende bossen en Ben mocht mee.
Daar lagen stapels gezaagde paaltjes, klaar om vervoerd te worden naar de Limburgse mijnen. Een deel ervan verdween in elk geval in de kinderwagen.
Toen vader een poos later met een aantal andere mensen bomen ging omzagen in het bos, werden ze gesnapt.
Voor straf moest hij enkele dagen prikkeldraad vlechten in kamp Amersfoort.

Voor straf moest hij prikkeldraad vlechten

Ben ging vaak met zijn moeder mee, achter op de fiets, om bij boeren in de omgeving te vragen om boterhammen met spek, appels en wat ze ook maar kwijt wilden. Van deze tochten herinnert Ben zich vooral nog de molentjes die op de daken van de boerderijen stonden voor de energievoorziening, om de accu aan te drijven.
Het eten dat ze zo bij elkaar scharrelden was broodnodige en een aanvulling op de waterige drab uit de gaarkeuken.
Vaak ging Bens moeder ook op voedseltocht samen met ‘tante’ Tonny Hulstein van de bakker voor de kinderen.
Over de Amersfoortseweg had je veel Duits transportverkeer en op een keer hadden ze gehoord dat er een dood paard langs de weg lag. Waarschijnlijk slachtoffer van het beschieten van een colonne of achtergelaten door zich terugtrekkende Duitsers. In elk geval gingen moeder en tante Tonny, gewapend met een laken en messen, eropaf. Ze sneden het bruikbare vlees eraf en zo aten ze even later voedselrijk paardenvlees.
Henkie Hulstein was Bens vriendje. Toen in maart 1945 het bos aan de overkant na een beschieting in de fik stond, waren er overal scherven en hulzen, tot op het terrein van De IJsvogel.
Samen gingen ze hulzen zoeken. Op een dag zagen ze buiten ‘sneeuw’ in de bomen en struiken.
Dat bleek fijndradig zilverpapier te zijn dat de geallieerden uitworpen om radioverbindingen van de Duitsers te verstoren. Dat wisten ze toen natuurlijk niet. Ze verzamelden het zilverpapier, net als de vele tennisballen van de nabijgelegen tennisbaan die ze vonden in het bos.

Handen uit de mouwen
Eind april/begin mei 1945 stond de hele binnenplaats ineens vol met legervoertuigen van de Canadezen. De soldaten zetten hun bivak op het terrein van De IJsvogel op, met hun tentjes en persoonlijke spullen tussen de recreatiewoonwagens waarin de evacuees woonden.
Natuurlijk ging Ben ook kijken om ondertussen zo onopvallend mogelijk bedelen om chocola, zuurtjes en kauwgom. Ook heeft hij toen voor het eerst van zijn leven een film gezien die in het kamp werd vertoond, op schoot bij een van de soldaten; het was een wirwar van beelden maar het maakte wel indruk.
Eind mei 1945 ging de familie Kooijmans weer terug naar Oosterbeek. Ook de andere huizen in de straat waren toen vrij snel weer bewoond.
Het huis van buurman Gerrit Verhoef had een groot gat in de gevel. Ook dat was een voltreffer geweest, net als bij het huis van de familie Kooijmans.

Het huis lag vol puin en glas

Het huis lag vol puin en glas, de ramen lagen eruit, de gordijnen waren verdwenen, huisraad en meubels waren weg en alles had te lijden gehad van weer en wind; de schade was groot.
Alleen in de kelder vonden ze nog een complete woonkamer met stoelen en banken, kleden en bedden en zelfs een piano. Kennelijk hadden daar Duitsers gezeten, of misschien Nederlanders die in het begin al naar Oosterbeek waren gehaald om puin te ruimen.
In het zeil in de woonkamer zaten kringen van urine en ontlasting, maar desondanks hebben ze daar nog een jaar op gewoond. Het enige wat wel gespaard was gebleven, waren de fotoboeken, die lagen nog vrijwel ongeschonden boven in een kast.
Het was meteen handen uit de mouwen steken: Puin ruimen en alles provisorisch herstellen. Buurman Verhoef was metselaar en dichtte het gat in zijn eigen gevel en ook het gat in de hoek van het huis van de familie Kooijmans.
De ramen werden dichtgemaakt met stijf boardkarton zonder vensterglas en als dat nat werd, trok het krom, waardoor er kieren ontstonden.
De hele zomer kwamen daar vliegen, wespen en horzels door heen en op een gegeven moment hadden ze zelfs een wespennest in een van de kamers boven, naast het slaapkamertje van Ben, zodat hij het gezoem duidelijk kon horen.

Jongensboek
In de herfst van 1945 ging Ben naar de lagere school. Ondertussen waren de kapotte huizen en het achtergebleven oorlogstuig een waar El Dorado voor jongensavonturen, hoe levensgevaarlijk het soms ook was. Zo klemden ze eens een granaat tussen een hek om de kogelpunt eraf te trekken zodat ze het kruit uit de huls konden halen.
Dat legden ze in een tientallen meters lange lijn op straat om alles in brand te steken. Toen zijn vader dat hoorde, werd Ben wel hardhandig te verstaan gegeven dat hij dat nooit meer mocht doen.
Tegelijkertijd stonden in veel huishoudens de gepoetste koperen granaathulzen op de schoorsteenmantel en de voet werd (als het slaghoedje niet meer intact was) als asbak gebruikt.
Oudere jongens gingen wel eens met een gevonden intact machinegeweer schieten in de uiterwaarden, of ze gooiden, schuilend achter een krib van de Rijn, ontkoppelde granaten in de rivier, zodat er een grote waterzuil ontstond.
Dan waren er nog de minder gevaarlijke rookpotten. In de bovenzijde zaten gaatjes, daarin staken ze kruitstaven van geweerkogels die ze vervolgens in brand staken, zodat er een grote rookwolk ontstond. Vaak werd de politie dan wel gealarmeerd, maar die kwamen nog per fiets, zodat de jongens alle tijd hadden om te verdwijnen.
Ook haalden ze uit kelders van kapotte huizen lege flessen en jampotten, die ze naar kruidenier Koen Aalbers in het benedendorp brachten in ruil voor een zak snoepjes of koekjes, want glas was schaars.
In die tijd werd het park Bato’s Wijk nog doorsneden door een loopgraaf. Soms gingen ze een paar deuren pikken uit de Koeienweide, waar deuren uit de Oosterbeekse huizen waren opgeslagen.
Dan groeven ze in beide zijkanten van de loopgraaf gleuven, waar de deuren in werden gelegd. Tot slot nog een stuk regenpijp door het ‘dak’ en zo hadden ze een hut waarin ze ook nog een vuurtje konden stoken. Een andere hut hadden ze onder de muziektent in park Bato’s Wijk. Daar verzamelden ze hun kogels, hulzen en gekleurd glas uit de deuren, waardoor je de wereld in kleur kon bekijken.
De naoorlogse periode heeft sommige jongens het leven gekost. Ben was de jongste in de buurt, maar stond wel altijd overal bij te kijken. Pas later heeft hij beseft hoe zijn ouders misschien wel in angst hebben gezeten, met al dat rondslingerende oorlogstuig. Voor Ben was de naoorlogse periode vooral een avontuurlijke tijd, als een spannend jongensboek.

5 reacties
  1. Joke Bosman - Kooijmans
    Joke Bosman - Kooijmans says:

    Onze moeder heeft dit menig maal aan ons verteld. Op 26 september werd ons huis door de Duitsers gevorderd. Vreselijk, net bevallen van een zoon en dan, met de andere kinderen, evacueren!!!

    Beantwoorden
  2. Diny Drienhuizen
    Diny Drienhuizen says:

    In de zomer van 1945 reed mijn vader in een kleine vrachtwagen vol personen van Loosdrecht naar Arnhem. Zijn opdracht was om deze mensen, die in Loosdrecht geëvacueerd waren terug te brengen naar Arnhem. Als acht jarig meisje mocht ik mee. Op mijn beeldscherm staan beelden van grote puinhopen en een verwoeste kerktoren. Die beelden zijn onuitwisbaar. Helaas kan ik mij niet herinneren hoe of die mensen daar op hebben gereageerd. Het moet vreselijk voor hen geweest zijn.

    Beantwoorden
  3. Heleen
    Heleen says:

    Hallo ik ben verre familie van jou joke van dijk kooijmans is mn moeder…wel bekend bij joke bosman kooijmans …mooi en intens verhaal hoor ben…groeten
    Van mij

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Laat een antwoord achter aan Leny Molle Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *