Als g’ in nood gezeten geen uitkomst ziet

Het waren dreigende weken voor de luchtlanding in september 1944. Heel in de verte hoorde je het constante gerommel van kanonsvuur. “Generaal Dempsey” zei buurman Crum. Mijn beste vriendin was op 5 september jarig. Ik mocht niet naar haar toe van mijn moeder. De millenniumviering van 2000: met ontzettend veel en zwaar vuurwerk deed me terug denken aan die tijd. Beklemmend en beangstigend. Wat staat ons te wachten? Toch kwam de luchtlanding onverwacht, letterlijk uit de lucht vallen. Om de Dam, de weg die het Zweiersdal in tweeën deelt, werd drie dagen gevochten. Dat was 100 meter bij ons huis vandaan. BrandstooffenH.A.vanLingen 013OK

Wij moesten van de Duitsers ons huis uit en bivakkeerden een paar dagen bij de familie Crum. In hun kelder voelden we ons veilig. Drie gewelven boven ons zouden ons beschermen. Later bleek dat het huis door acht voltreffers was getroffen. Toen moesten we naar de “bunker” zoals de Duitsers de loopgraaf in het Zweiersdal noemden. Een smalle ondiepe loopgraaf met balen geperst stro als dakbedekking. Daar moesten we met tien personen in. De familie Crum met vijf personen en de familie van Lingen met vijf personen. We konden niet staan of liggen, alleen maar zitten. De strijd was hevig. Drie grote tijgertanks stonden in de buurt van ons huis. Veel granaten kwamen heel dichtbij terecht. Ons huis kreeg een scherf in de hooizolder. Het hooi vatte vlam. Vader wist de brand tijdig te blussen. Op een keer hoorden we een gewonde Duitse soldaat om zijn moeder roepen: Mutti, Mutti. De loopgraaf mochten we niet verlaten, deden we dat toch, dan werd er meteen geschoten. Bij zwaar kanonsvuur zongen we geestelijke liederen: Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet …. We leefden op water en roggebrood, onze buurman Crum was bakker. Na tien dagen was de strijd gestreden en moesten we de loopgraaf verlaten. We haalden wat kleding uit het huis en gingen met paard en wagen de lange weg naar de Noord Veluwe maken. Er lagen dode soldaten langs de weg. Het waren de eerste doden, die ik in mijn leven zag. Na wat omzwervingen kwamen we in Vierhouten terecht.

Ik was als dertien jarige al Het huis uit

We kwamen met z’n tienen aan bij boer Huigenbosch. We werden gastvrij ontvangen. De koeien liepen nog in de wei, zodoende sliepen we met zijn allen op stro in de stal. Tot de koeien op stal kwamen, toen kreeg de familie Crum onderdak in één van de vakantiehuizen die Vierhouten rijk was. Vader, moeder en mijn jongste zusje Willie kregen een woon/slaapkamer in een boerderij aan de andere kant van het dorp. Mijn oudste zus Annie ging met Jo Crum in een zomerhuisje van de familie Bruynzeel wonen.
Ik zelf bleef als enige achter bij de familie Huigenbosch. Ik was als dertien jarige al “Het huis uit”.
Bij de familie Huigenbosch voelde ik me al snel helemaal thuis. Er woonden nog drie “kinderen” thuis, ouder dan ik. Ik werd als een eigen kind behandeld. Het leven op de boerderij beviel me uitstekend en het was vanzelfsprekend voor mij, om de handen uit de mouwen te steken.

Bij het afscheid rolden de tranen, de sterke, stoere boer Huigenbosch over de wangen

In de herfst buiten waterknollen oogsten. Toen het kouder werd, binnen werken. (geen huishoudelijk werk gelukkig)
Wil jij de koeien even “weteren”? (water geven) Bieten snijden, hout zagen, varkens eten geven, eieren rapen. En ’s Zaterdags werd het erf netjes bijgeharkt. ’s Zondags op de fiets naar de kerk in Nunspeet. De familie was lid van de Gereformeerde Gemeente, een zwaar orthodoxe kerkgenootschap. Men verwachtte van mij dat ik catechisatielessen volgde. Dat was geen probleem voor mij. Alle “zondagen” van de Heidelbergse Catechismus kende ik uit mijn hoofd.
’s Avonds zat de woonkeuken vol met mensen uit het westen van het land. Niet alleen de evacués, ook de hongerende mensen uit de grote steden werden onthaald.
Ik was dertien jaar en leerplichtig. Vader en ik gingen op de fiets met massieve banden naar Harderwijk en haalden wat schoolboeken op. Mejuffrouw Prins, ook een Oosterbeekse evacuée, gaf me ’s middags bijles. Ik was een leergierig kind, toch kon ik moeilijk de aandacht bij de les houden. Ik had er al een driekwart werkdag opzitten.
De kerkklokken, die jarenlang hadden gezwegen, begonnen te luiden, zo wisten we het; de oorlog is voorbij.
Met zus Annie ging ik naar Oosterbeek terug. Bij het afscheid rolden de tranen, de sterke, stoere boer Huigenbosch over de wangen. Annie en ik hebben op de fiets tot Elspeet zitten huilen. Daar zei Annie: “En nu houden we op met huilen”.

Naoorlogse jaren: Drilscholen; Oorlogstuig en Hossen

Op ’t Zaaierplein was de MULO, we moesten de MULO in drie jaar doen. Ik had een jaar geen school gehad. We kregen maar halve dagen les. Er waren geen schoolgebouwen, geen schriften, geen pennen. De ene week ’s morgens, de andere week ’s middags naar school en heel veel huiswerk.
Twaalf examenvakken, drilscholen, instampen. We zijn met 48 kinderen begonnen op de MULO en er zijn er maar 18 geslaagd. We zijn één keer naar Amsterdam geweest met schoolreisje. Met een oude vrachtwagen daar waren banken ingezet.

Vroeger die naoorlogse jaren waren geen vetpot, maar je zat allemaal in hetzelfde schuitje

Ik heb ook veel opgravingen gezien als kind. Gruwelijk, dat je dat deed. De uiterwaarden lagen tjokvol met allerlei oorlogstuig. Ik had van een Engelse soldaat een apparaatje gekregen om zo’n handgranaat te ontmantelen. Hij zei: goed je hand op die klem houden, die dop eraf draaien, dan ging het kruit eruit. Als je die lont er maar uit had. Dat was het gevaarlijkste, maar dat wisten mijn ouders niet. Veel jongens hadden lichtkogels. Als het Koninginnedag was of zo, dan staken ze die af. Wat een rare tijd was het.
Heeft de oorlog een grote invloed op uw leven gehad?
Ja, ik zit er nu niet meer mee, maar er is weinig in het leven wat er werkelijk toe doet:
als ik één ding moet noemen: VRIJHEID; een groot goed.
Vroeger die naoorlogse jaren waren geen vetpot, maar je zat allemaal in hetzelfde schuitje. Kleding van het Rode Kruis, houten schoenen, kleppers.
Bent U nog weleens naar de boerderij terug gegaan?
Ja, vorig jaar nog met mijn dochter. Er leeft nog maar één van de drie kinderen. Oud baasje nu,
hij zei: “Ik leef niet lang meer”. Die kleinkinderen van Huigenbosch wonen nog in dezelfde boerderij, waar ik geëvacueerd was. Zij vinden die verhalen schitterend. Wij praatten er thuis wel over, maar ik heb het niet aan mijn kinderen verteld. Daar heb ik wel spijt van.
Hebben jullie de bevrijding gevierd?
We hebben later feest gevierd, dan gingen we hossen, met zijn allen gearmd door de straat lopen.

Corrie van Lingen 3de van links

Corrie van Lingen 3de van links

In 1946 hadden we een herdenking op het Airborne kerkhof. Je maakte zelf iets met bloemen uit de tuin.
Ik heb er geen trauma aan overgehouden. We hebben midden in het gevecht gezeten. Een wonder dat we het overleefd hebben.

Mw. Riezebos 016 crop 2013

Mw. Corrie Riezebos-van Lingen 2013

 

Landmeters tegen het huis van de fa. Van Lingen op de Weverstraat

Landmeters tegen het huis van de fa. Van Lingen op de Weverstraat

1945 Landmeters in Oosterbeek

1945 Landmeters in Oosterbeek

Plaats een reactie

Wilt u een reactie geven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *